Schotland, april/mei 2016

PaasHaasPuntenVerdubbelaar

Scotland_map

“Ik zie dat jullie ons gevonden hebben.”
Ik kijk op en wil een hand uitsteken, maar dat kan niet. Ik heb namelijk met beide handen mijn dochter vast die aan het plassen is in de tuin. In zíjn tuin, naar ik aanneem. Hoe gaan we dit nog recht praten? You never get a second chance for a first impression.

“We konden er niet in,” zegt Ellen schaapachtig. Ze was zeker een kwartier bezig geweest om uit te vinden onder welke steen de sleutel van het huisje zou liggen. Dat stond namelijk op de airbnb-app, online dus. En we hadden in de tuin wel wifi maar geen wachtwoord, want dat stond op het briefje dat binnen op de keukentafel lag. Naast de sleutel, die dus helemaal niet onder een steen lag. En die deur was dus überhaupt niet dicht. Maar na een lange reisdag waren wij niet meer in staat om zo out-of-the-box te denken. De opdracht was om een steen te zoeken, en dus gingen we een steen zoeken. Ellen had hem bijna gevonden, door met haar creditcard toegang te kopen tot een hot-spot-achtige-constructie. En precies op dat moment moest onze dochter plassen. Enfin, we hebben ons visitekaartje afgeleverd in Schotland.

We zijn in Aberfoyle, niet ver van Loch Lomond. Dit is de eerste van vier airbnb-adresjes. Zodra de gêne van het wildplassen afdoende is weggelachen (daar staan wel een paar minuten voor) dringt het besef door dat de vakantie begonnen is. Dat werd ook wel tijd. Ons beleid is dat de vakantie begint zodra we thuis de deur dichttrekken. Maar het echte Zen-moment liet op zich wachten dit keer. Wellicht kwam dat door zevenhonderd zuipende en kotsende voetbalmalloten die met ons meereisden op de boot van IJmuiden naar Newcastle. If you can’t beat them, join them? Not! Probeer maar eens met twintig bier achter je kiezen je hut terug te vinden op zo’n boot. Dat lukt niet. In nuchtere toestand is het al een uitdaging. We zitten weggestopt diep in de krochten van een drijvende studentenflat. Overal hangen wegwijzers maar die blijken puur decoratief. Hoe moet dat als zo’n boot zinkt? Moet je dan op je tomtom de weg naar buiten vinden? En heb je dan bereik? Hadden we nou maar gezopen, dan hadden we deze vragen veel gemakkelijker naast ons neer kunnen leggen. Nu zitten we er mooi mee.

Ons huisje in Aberfoyle ligt aan de voet van een berg. Vanuit de achtertuin klauteren Teun en ik elke dag wel een keer omhoog. Het is een gematigde wildernis, een paar rotsen en wat struiken op een hoogpolige bergweide. In de schemering spotten we een wild hert. Magnifiek. We gaan deze vakantie ook regelmatig met z’n vieren wandelen. Onze dochter loopt dan zelf. Althans, dat is het plan. We beginnen met een kilometer of vijf, grotendeels door het bos. “Tilly, tilly!” klinkt het al na een minuut, wat codetaal is voor “tillen, tillen!” Maar wij zijn niet voor één gat te vangen. We hebben een uitgekiend beloningsschema opgezet. Elke bedwongen heuvel geeft recht op een winegum. En met elke substantiële wandeling die op eigen kracht voltooid wordt, verdienen onze kinderen een PaasHaasPunt. Vijf van die PaasHaasPunten zijn goed voor – je raadt het niet – een PaasHaas van chocola. Die hadden we toevallig nog in onze bagage. Enfin, na vijf wandelingen evalueren we de effectiviteit van ons beleid en eventueel zetten we dan een nieuwe beloning uit.

Ik kan je dit zeggen: het schema werkt als een tierelier. De frequentie van de protesten neemt dramatisch af. Eén keer worden we zelfs van onze sokken geblazen door de vraag “of we vandaag nóg een keer gaan wandelen”. En begrijp me goed: niemand wil kinderen die alleen voor snoep in beweging komen. Wij al helemaal niet. Suiker is vergif! Maar zie het als een katalysator. Na verloop van tijd neemt de intrinsieke motivatie het over van de snoepzucht. De overweldigende schoonheid van de natuur, de feromonen of weet-ik-veel-welke-stofjes-er-door-je-hoofd-gaan-stromen-tijdens-fysieke-inspanning en de hartverwarmende gevoelens als gevolg van de voortdurende nabijheid van je geliefden – al die factoren tezamen zorgen voor een onvergetelijke ervaring en maken dat er uiteindelijk helemaal geen snoep meer nodig is. En tot het zover is geven we onze kinderen gewoon af en toe een winegum.

Soms pakken we de auto. Dan rijden we naar Balmaha aan Loch Lomond, of naar Loch Ard. Het is een landschap om U tegen te zeggen. En het weer valt reuze mee voor een aprilmaand. Natuurlijk zijn de verwachtingen niet zo hooggespannen hier in Schotland, tenminste niet als “hoog” identiek is aan zonnig en warm. Maar het valt dus mee. In het huisje ligt een tiendelige dvd-verzameling “History of Scotland” van de BBC. Dat ik tijdens vier dagen Aberfoyle niet verder kom dan aflevering één zegt heel veel over de weersgesteldheid. En misschien ook wel iets over de hoeveelheid Schotse heldhaftigheid die ik mentaal kan verwerken. Wizzalldjoerespect hè, want wij hebben de Schotten hoog zitten.

Van Aberfoyle rijden we naar Ullapool, een vissersplaatsje in het noordwesten van Schotland. Het is een flinke rit. We pauzeren aan de voet van de Ben Nevis. De kabelbaan lonkt! Warm zal het niet zijn daarboven, maar voor warm kwamen we hier niet. We gaan gewoon. We halen de hele auto overhoop op zoek naar de vissersbroeken van de kinderen, hun mutsen, dassen, hun wanten…en dan slaat de twijfel toe. De lucht is in tien minuten tijd compleet betrokken. Wij gaan helemaal niets zien daarboven. Dus komen we terug op ons besluit, we trekken de winterkleding weer uit, stappen in de auto, rijden weg, kijken nog even achterom…en zien dat de zon doorbreekt op de berg. Niets is zo veranderlijk als het weer. Ellen gooit het stuur om en even later stappen we alsnog in de kabelbaan – met schepjes en emmertjes. Bovenaan maken we een wandeling door de sneeuw. Het is koud, ijskoud zelfs, maar gruwelijk mooi en onze kinderen doen het geweldig. Als bonus zetten we de PaasHaasPuntenVerdubbelaar in. Twee punten voor de prijs van één.

In Ullapool worden we warm onthaald door Simon. Onder zijn T-shirt draagt hij een kilt, “al 70 jaar”. Zijn B&B is een opmerkelijke oase in een lange rij huisjes aan de kade. Terwijl hij elke dag de tafel volbouwt met een formidabel ontbijt zien wij hoe buiten ongeveer elke minuut het weer omslaat. Dan weer schijnt de zon, dan weer sneeuwt het, hagelt het, regent het, of waaien de pannen van het dak. Je leert ervan relativeren: “Dat is geen regen papa. Het is maar sneeuw.”
We toeren een dagje ten noorden van Ullapool, naar onder andere het schitterende Point of Stoer. Onze kinderen lopen daar hun vijfde PaasHaasPunt bij elkaar, waardoor we ter plekke kunnen overgaan tot een kleine, passende ceremonie ter uitreiking van de PaasHazen, met een a capella gezongen Wilhelmus. De volgende dag verkennen we het gebied ten zuiden van Ullapool, maar het weer is grijzig en de beloofde strandjes blijven uit. Voor waterpret wijken we aan het eind van de dag uit naar het zwembad naast het dorpsschooltje. We zijn zowat de enigen in het water; toch waakt er een badmeester over ons.

Na afscheid van Simon en zijn vrouw reizen we af naar Isle of Skye. Het is een prachtige, zonovergoten rit, langs het pittoreske Plockton en met een spectaculair uitzicht vanaf Skye Bridge. Vlak daarvoor hebben we een omweg gemaakt over een prachtige hoge bergpas naar Applecross gelegen op een ontoegankelijk schiereiland. Er staan de nodige waarschuwingsbordjes: de weg is gevaarlijk, smal, niet geschikt onder winterse omstandigheden, niet geschikt voor learning drivers… Een buitenkansje dus voor autofanaten in sportieve oldtimers (“Als God wilde dat we zouden lopen, waarom heeft hij ons dan voeten gegeven die precies op pedalen passen?”), maar een ronduit ongeschikte weg voor campers. En toch komt er regelmatig een ons tegemoet. Ellen schept er een pervers genoegen in om ze even te laten zweten, door niet als vanzelfsprekend degene te zijn die achteruit rijdt naar de dichtstbijzijnde inhaalplek. Serves them right. Idioter! Er stond natuurlijk nergens expliciet aangegeven dat het geen ideale weg is voor campers. Maar hoeveel extrapolatievermogen moet je hebben om zelf die conclusie te trekken uit vijfduizendzeshonderdachtentachtig andere waarschuwingen? Zijn wij nou zo slim of zijn zij zo dom? Hoe dan ook, als je de rit overleeft dan kan je lunchen in de “Walled Garden” in Applecross, een oase aan het einde van de weg, en dat maakt alles goed.

Drie volle dagen zijn we op Skye. We genieten van de stranden en de steile kliffen, maken een lange wandeling naar de vuurtoren op Neist Point en zien en passant zeeleeuwen in de branding dartelen. Tessel doet de ene keer dapper mee, de andere keer heeft ze wat meer externe prikkels nodig om mee te komen. Teun rent meestal voorop met ongebreidelde energie, hoewel ook hij nog wel een enkele keer, bij een blokje om na het eten, de calculerende burger uithangt en informeert “of we hier ook punten voor krijgen”. We overnachten in het noorden van het eiland, in een stacaravan op het erf van onze gastvrouw. Er staat vers brood en een pannetje soep – zó airbnb. En het is er heerlijk rustig slapen, ondanks dat Tessel verward wakker wordt omdat ze tussen twee bedden is gegleden en Teun in paniek raakt omdat hij zijn eigen knuffelbeesten niet meer herkende (nadat hij die zelf de avond ervoor had aangekleed met zijn eigen kleren).

Van al dat gehol krijg je honger en dorst, en dat brengt me bij een van de constanten in het aandachtsspectrum van stijnenellen. Eten en drinken dus. In Schotland heb je het dan, qua nationale symboliek, over haggis en whisky. Haggis, dat zijn gemalen ingewanden van een schaap vermengd met onder andere reuzel en havermout. Zoals vaker bij culinaire extremiteiten smaakt het nóg beter dan het recept al doet vermoeden. Datzelfde geldt voor haggis chips. Al vraag ik me wel af hoeveel schapenharten daar daadwerkelijk in verwerkt zitten; ik vrees dat dat tegenvalt. Wat staat er verder deze vakantie op tafel? Veel pub food, met klassiekers als fish ‘n chips, mac ’n cheese en savoury pies. Af en toe doen we een visrestaurantje, zoals de Oyster Shed in Carbost, een seafood-snackbar waar de oesters voor je neus losgesneden worden. We krijgen zelfs, na Teun, ook onze dochter aan de mosselen. En als we de kans krijgen eten we in een gastropub. Zoals die in Flodigarry, een prachtig landgoed op het Trotternish schiereiland. De 18e-eeuwse heldin Flora MacDonald heeft er gewoond, tot grote vreugde van Tessel: “Jaaaaaaa McDonalds!!!” En dan staat er ook nog een nagerecht op de kaart met iets erin wat “frozen” is. “Jaaaaaa Frozen!!!!” Wij kiezen voor death-by-chocolate. “Zijn jullie al dood?” vraagt Tessel na de eerste hap.

En dan die whisky. Op kruipafstand van de Oyster Shed ligt Talisker Distillery. Mijn vrouw heeft maandenlang haar best gedaan om mij een whisky-hobby aan te praten – die overigens prima past bij mijn vigerende fermentatiefetish. Maar nu puntje bij paaltje komt en ik dreig te gaan investeren in een bescheiden flesje single malt, krabbelt ze terug. Wel veel geld hè, voor een beetje alcohol. Tjongejonge. En is het nou echt zo lekker? Om het spul vervolgens, ik zeg het maar gewoon zoals het is, na achttien jaar rijping op eikenhouten vaten onder invloed van die oh zo unieke zilte zeelucht, zonder blikken of blozen in haar koffie te gieten. En ik snap het best hoor. Zo’n single malt is een prima alternatief voor een flesje Tia Maria van Gall & Gall, zoals je ook je kont kunt afvegen met een doek van Karel Appel als er even geen toiletpapier voor handen is.

Halverwege week twee rijden we naar onze vierde en laatste stek in Schotland, op Isle of Seil, een (schier)eiland in de buurt van Oban. Ik schrijf bewust (schier). Isle of Seil is namelijk verbonden met het “vasteland” van Groot-Brittannië – Grote Tanja in Tesseltaal. De verbinding heet “Bridge Over The Atlantic” en daaraan is geen woord gelogen, ook al is het een gemetseld bruggetje over een bescheiden waterstroompje. Een paar kilometer na The Bridge ligt Tin Church. Eigenaren Paul en Margareth Dew hebben dit golfplatenkerkje uit 1900 omgebouwd tot een woonhuis. Een deel van het huis is apart verhuurbaar. Daar slapen wij. Achter het huis ligt een moestuin en er scharrelen kippen. Net als in onze vorige accommodatie treffen we versgebakken brood en een gevulde koelkast aan. Er staat zelfs een karafje whisky voor ons klaar. En koffie om het in te gooien – jammer, maar toch: iedereen die nu nog in het openbaar durft te roepen dat airbnb de wereldvrede bedreigt, krijgt van mij een fles Scotch. Naar z’n hoofd. Dat wel.

Onderweg naar Seil heeft Tessel Aap en Varken achtergelaten in een wegrestaurantje. Het zal geen bewuste actie geweest zijn, maar ze lijkt er ook niet heel erg om te malen. Desalniettemin besluiten wij het zekere voor het onzekere te nemen. We zoeken het telefoonnummer van het restaurant – voor hetzelfde geld zijn A. en V. al door de shredder gehaald – en ontdekken zo dat er al een vermissingsbericht op Facebook staat. Ons vertrouwen in de goedheid van den mensch krijgt een kontje – goedkoop eigenlijk hoe zo’n actie altijd automatisch afstraalt op de hele soort. We halen de beesten op en verpozen de rest van deze regenachtige dag in Oban met seafood en chocola en een tegenvallend, want gesloten, zwemparadijs.

En dan is het Bevrijdingsdag en schijnt de zon. We gaan naar Easdale, een piepklein autovrij eilandje voor de kust van Seil. Het is een korte wandeling vanaf Tin Church en dan een overtocht met een pontje. Vroeger draaide het leven hier om leisteen, mijnbouw dus, maar het is allemaal zo pittoresk en old school dat je vanzelf in verkleinwoordjes gaat praten. Er is een museumpje en je kan een stukje lopen langs ondergelopen leisteengroeven. We eten gourmet food op een terrasje en drinken lokale bieren en gefermenteerde limonades terwijl de kinderen in het speeltuintje ronddartelen. Meer hebben we niet nodig. Het is een perfecte dag.

Als we ’s avonds teruglopen naar de Tin Church hoor ik een harde schreeuw achter me. Ellen, die met Tessel een meter of dertig achter Teun en mij liep, ligt in de berm. Ze heeft haar enkel verzwikt en kan geen stap meer zetten. Tessel heeft het schreeuwen vervolgens overgenomen. Een vriendelijke voorbijganger geeft de dames een lift in zijn pick-up truck.

De volgende ochtend melden we ons bij de lokale huisarts. Ellen’s enkel is ondanks alle ijsblokjes flink opgezwollen. Dr. Isle of Seil oordeelt dat de schade meevalt – gelukkig – en ze stuurt Ellen naar huis. Met een drukverband en achttienduizend pijnstillers, trots aangeboden door het Schotse ziekenfonds. Wie zei daar dat Schotten gierig zijn?

Door onze licht-gehandicapte status – een verzwikte enkel beleef je samen – zit er niets anders op dan ook onze laatste vakantiedag met het been omhoog te slijten op een terrasje op Easdale. Het kan slechter. Ellen is de volgende dag voldoende hersteld om naar Newcastle te rijden, of ze doet alsof omdat ze mij achter het stuur een nog grotere bedreiging van de volksgezondheid vindt.

We vieren moederdag op de boot. Ellen krijgt een fles Tia Maria, wat goed nieuws is voor mijn whisky. Onze dochter noemt McDonalds het hoogtepunt van de vakantie. En net als op de heenreis stalkt onze zoon het animatiemeisje, een jonge vrouw met een Oost-Europees accent en een zwarte band in ballonnenvouwen. Normaliter zijn wij tegen stalking. Maar in dit geval moedigen we het aan, aangezien het voor Teun een uitgelezen kans is om zijn conversatievaardigheden in het Engels te oefenen: “Can I have a sword please? Can I have a belt please? Can I have a hat please?”

Na een rustige nacht ontbijten we op het strand van IJmuiden. Het is om tien uur ’s ochtends al warmer dan we het twee weken lang gehad hebben. Er zijn mensen die hun vakantie dan als mislukt beschouwen. Maar als jij er niet zo een bent, dan zou je serieus moeten overwegen om Schot te worden.

Bekijk hier meer foto’s van Schotland.