Verslag 32: 28 augustus – 5 september 2006
Blauwe voetjes
In Latacunga, waar we ons bevinden, wordt veel regen voorspeld, dus besluiten we de volgende ochtend door te reizen. Als we naar het busstation lopen is de bewolking even verdwenen, waardoor de besneeuwde Cotopaxi vulkaan zich in volle glorie aan ons toont. Dat maakt ons bezoek aan Latacunga alsnog de moeite waard. We nemen de bus naar Guayaquil. Eenmaal de bergen uit volgt een lange rit langs voornamelijk bananenplantages. Voor het eerst bevinden we ons in tropische sferen. Opvallend zijn ook de talloze compounds die gebouwd worden in de voorsteden van Guayaquil – ommuurde, vrij luxe woonwijken, bewaakt door mannen met blaffers. Guayaquil zelf is het Rotterdam van Ecuador: havenstad, grootste stad van het land, concurrent van de hoofdstad, en niet iets om voor je plezier naar toe te gaan. Hoewel ze op sommige plekken moeite doen om de stad een prettiger en veiliger aanzien te geven, is Guayaquil voor ons vooral het vertrekpunt naar de Galapagos eilanden.
De Galapagos eilanden liggen op zo´n duizend kilometer voor de kust van Ecuador. Ze zijn als vulkanische resten uit de zeebodem omhooggestuwd. Het bekendst zijn ze ongetwijfeld doordat Charles Darwin er de inspiratie vond voor zijn evolutietheorie. Doordat de eilanden altijd geïsoleerd zijn geweest van het vasteland en van elkaar is hier duidelijk te zien hoe de soorten zich hebben aangepast aan de lokale omstandigheden. Hoe zijn de eerste levende wezens hier dan terecht gekomen, vroeg ik mij af. De meest geaccepteerde theorie schijnt te zijn dat ze op natuurlijke vlotten van vegetatie door oceaanstromingen vanaf het vasteland zijn aangespoeld. Het is bijna te mooi om waar te zijn. Een van mijn favoriete boeken speelt zich trouwens af op de eilanden en in Guayaquil. ´Galapagos´ van Kurt Vonnegut, dat moet je ook eens lezen.
Voor de meeste reizigers zijn de Galapagos eilanden een droombestemming, maar velen slaan ze toch over vanwege de kosten. Wij twijfelden ook, maar uiteindelijk hebben we de knoop doorgehakt. Je bent tenslotte maar één keer op wereldreis. De voordeligste manier is om op de bonnefooi naar de eilanden te vliegen (circa $350, plus $100 entreegeld), en ter plekke een last-minute cruise of een paar dagtochten te boeken. Of helemaal goedkoop, om ter plekke vergeefs te wachten op zo´n last-minute cruise. Wij maken het nog iets spannender en gaan zonder ticket naar het vliegveld in Guayaquil. Dat blijkt geen probleem; we kunnen meteen mee en het vliegtuigpersoneel helpt zelfs om onze rugzakken naar de incheckbalie te sjouwen terwijl wij met de andere hand iets van een ontbijt proberen te nuttigen.
Wat meteen opvalt als je op de eilanden stapt is dat de beesten ongelooflijk tam lijken. Vogeltjes moet je bijna van je bord afslaan en sommige vissen komen nieuwsgierig op je af bij het pootjebaden. Je moet tijdens het wandelen of fotograferen goed oppassen dat je niet op een leguaan of een zeeleeuw gaat staan. Deze ´tamheid´ is geen kwestie van gewenning. Integendeel: de dieren hebben nog geen tijd gehad om een gen voor mensenvrees te ontwikkelen. De eilanden worden pas sinds de koloniale periode door de mensch bezocht en bewoond. Op evolutionaire tijdschaal kan je in die periode nauwelijks je veters strikken. Een beetje senior schildpad is nog bijna van voor de evolutietheorie! Aan de andere kant: het kan soms snel gaan in de evolutie, zoals blijkt dit bericht dat onlangs in het nieuws was. Biologen hebben in één seizoen een nieuwe soort Darwinvinken zien ontstaan. Nou is het met de evolutie sowieso hollen of stilstaan; je moet toevallig het geluk hebben erbij te zijn als er een succesvolle mutant geboren wordt. Maar goed, dat is mijn mening, u bent gewaarschuwd: een baard en sandalen maken nog geen bioloog.
Onze standplaats is Puerto Ayora op het eiland Santa Cruz. Daar bezoeken we het Charles Darwin Research Center, wat een aardig beeld geeft van het conserveringsbeleid op de eilanden, en waar je schildpadden en leguanen in de opvang kan bekijken. Vervolgens gaan we op zoek naar een manier om de andere eilanden te bezoeken. Het aanbod aan dagtochten maakt ons niet direct warm. Scubaduiken is hier helaas boven ons niveau, en een goede vervolgcursus is even niet beschikbaar. Gelukkig is er een mooie last-minute aanbieding voor een vijfdaagse cruise (De Cormorant, een boot in de economy class, $450,- pp inclusief catering). Een vijfdaagse cruise duurt trouwens vier nachten en vier dagen, voor ons drieëneenhalf omdat we het Darwin Center al bekeken hebben. Maar dat mag de pret niet drukken. De volgende ochtend kunnen we aan boord. We hebben er zin an.
De cruise gaat langs de zuidelijke eilanden: Baltra, Santa Cruz, Santa Fé, Espanola, Santa Maria (Floreana), en Gardner. We zijn met tien passagiers en vijf bemanningsleden – een kapitein, een scheepsmaat, een technicus, een kok, en een Engels sprekende gids/naturalist. Op de eerste avond stellen ze zich als een groepje verlegen schooljongens in uniform aan ons voor, op het bovendek, met gratis tropische cocktails, latijnsamerikaanse muziek, gedans, en gesjans. Onder de passagiers bevinden zich zeven vrouwen, waarvan vijf singles. Vandaar.
Na de eerste nacht wordt er ook ´s nachts gevaren. Dat vooruitzicht stemt mij niet vrolijk. Ik het gevoel dat ik bij de minste deining uit mijn smalle bovenbed ga rollen, om over zeeziekte maar niet te spreken. Uiteindelijk blijkt het reuze mee te vallen. Ik slik ´s avonds een reispilletje en ga op het achterdek naar de golven zitten staren. Na een half uurtje ebt het onbehagen vanzelf weg en rol ik zo mijn kooi in. Een mens lijdt het meest onder het lijden dat hij vreest. Ellen slikt die reispillen al jaren, en is vaak als snel na het avondeten onder zeil. Ik heb sowieso weinig groene gezichten gezien op de boot.
Een van de passagiers is Michael, een stoere Zuid-Afrikaan. De scheepsmaat, een Knight-Rider fan, noemt hem consequent Michaelknigh. Als Michaelknigh de eerste ochtend ontwaakt duikt hij meteen de zee in om te snorkelen. Een paar tellen later staat de kapitein op het dek, met zijn tandenborstel nog in de hand. Hij vraagt ons of Michaelknigh Spaans verstaat. Nou is Michaelknigh net een zeeleeuw; zodra hij ín het water is dan is hij ónder water. En dat komt de verbale communicatie niet ten goede. El capitan legt ons in het Spanglish uit dat hier regelmatig stierhaaien (bull sharks) komen, aangetrokken door de kolonie zeeleeuwen. Een paar weken terug is een inmiddels voormalig bemanningslid in zijn arm gebeten tijdens het schoonmaken van de boot. Het spreekt voor zich dat wij Michaelknigh tijdens zijn eerstvolgende adempauze massaal het dek op schreeuwen. Saillant detail: een ander bemanningslid had gezegd dat hij hier prima kon snorkelen. Je kan in dit soort gevallen beter om een second opinion vragen. (Ander eiland. Kunnen we hier snorkelen? Ja hoor. En die zeeleeuwen dan? Oh, die willen met je spelen. Maar ze bijten niet? Jawel, en ze hebben bacteriën in hun speeksel waar wij niet goed tegen kunnen. Maar we kunnen hier wel snorkelen?! Jawel hoor.)
Wat je te zien krijgt doet echter alle risico´s vergeten: heel veel zeeleeuwen, zeeleguanen, en landleguanen. Honderden felrode krabben. Pelikanen, die onze sloep gebruiken als uitvalsbasis voor de jacht. Galapagosalbatrossen, fregatvogels (ik heb nog zo gezegd, geen bommetje!), en natuurlijk de Jan van Genten met de blauwe voetjes – de blue-footed boobies – bekend van de vele foto´s. Vaak kan je vanaf één plek minstens drie van deze diersoorten bekijken. Ook tijdens het snorkelen raken we in hogere sferen: kogelvissen (de opblaasbare foute manager uit Shark Tale), pijlstaartroggen (zo een die de Crocodile Hunter een paar dagen later zou nekken), een half dozijn enorme zeeschildpadden, een witpunt rifhaai, en als absolute uitsmijter, een hamerhaai. Hier was het ons allemaal om te doen.
Terug in Puerto Ayora maken we nog een maar mooie wandelingen op Santa Cruz, en twee dagen later vliegen we terug. Inmiddels zijn we via Guayaquil naar Cuenca (2500m) gereisd, alwaar we weer opnieuw kunnen beginnen met acclimatiseren.