Ecuador

Ademnood

Verslag 31: 18 – 27 augustus 2006

ecuador

Amigos! Hierbij onze eerste reisberichten uit Zuid-Amerika. Eigenlijk is het poging nummer twee: ik had al een half uur zitten tikken toen de stroom uitviel. Uiteraard had ik niet gesaved. Es muy estupido, en een wijze les. Vanaf deze plek zullen we jullie de komende tijd op de hoogte houden van onze belevenissen, van de toestand van de wereld alhier, van de kwaliteit van het eten, en van eventueel optredende faseovergangen in onze maagdarmkanaal – mochten de omstandigheden daar aanleiding toe geven. Uiteraard zullen we ook van bijna alles de prijs vermelden. Dat vinden jullie namelijk interessant. Hoeveel verdient een indiaan? Wat kost een gebakken cavia? Hoeveel dagen kan ik naar Centerparcs van Stijn en Ellens reisbudget?

Dit is trouwens ons plan voor de komende tijd. We starten in Quito, Ecuador, wat heel goed uitkomt want daar landt ons vliegtuig. Vandaar trekken we langzaam naar beneden, via Peru, Bolivia, Chili en Argentinië om vervolgens vanuit Vuurland weer omhoog te gaan richting Rio de Janeiro. In Rio nemen we in februari het vliegtuig naar Nederland. Na een tussenstop van een paar dagen willen we dan nog een maand of twee in de Filipijnen doorbrengen.

Maar eerst Ecuador. Quito ligt in een bergkom in het Andesgebergte op 2800 meter, en is daarmee na La Paz de hoogste hoofdstad ter wereld. En dat hebben we geweten! Bij de minste inspanning zijn we compleet buiten adem. Ik heb zelf twee dagen lang hoofdpijn en vrijwel geen eetlust. Ellen heeft ook hoofdpijn, ondanks de vijf Caipariñas die ze naar binnen klokte in een kennelijke poging om het hoogteverschil te vergeten. Wat verder waarschijnlijk niet geholpen heeft zijn de jetlag, de lange reis, en het slaaptekort waarmee we al in het vliegtuig stapten. Met enige moeite slepen we ons naar de Basilica en bezoeken we het Museo Nacional del Banco Central del Ecuador. De enige andere activiteit waar we toe in staat zijn, op een bankje in een park zitten, wordt ons eigenlijk afgeraden vanwege de veiligheid. Ook daar zullen we aan moeten wennen: van alle kanten worden we overspoeld met waarschuwingen en misdaadstatistieken. Ik loop constant met een pakket waardepapieren zo ongeveer in mijn onderbroek, en we hebben ook twee Pacsafes aangeschaft, een afsluitbaar metalen net om onze bagage te beschermen tegen rugzakkenrollers. Het voelt allemaal nog wat krampachtig, maar de ervaring leert dat we na een paar dagen wel weten wat we wel en niet moeten doen. Overigens, Quito is een prachtige stad om te bekijken, vooral vanaf het dakterras van het hostel, ´s ochtends vroeg voordat de bewolking opkomt, of ´s avonds als alles verlicht is. We kunnen ook meteen onze hele truienverzameling testen; zodra de zon weg is koelt het hard af.

stijnenellenzuidamerika1057bijg

Als we eenmaal geacclimatiseerd zijn nemen we de bus naar Otavalo, een kleiner stadje, zo´n twee uur richting Colombia. Eén concreet doel voor het komende half jaar is om goed Spaans te leren. We beginnen met een weekje les in Otavalo; later zullen we er op een andere plek nog één of twee weken aan vast knopen. Met z´n tweeën krijgen we elke dag vier uur les (à $3,50 p.p.p.u.). Rosa, onze lerares, dicteert in hoog tempo de belangrijkste woorden en grammaticaregels. Na vier dagen hebben we genoeg aantekeningen om nog wekenlang studiehuis te kunnen spelen. Natuurlijk moeten we ook allebei een stukje praten. Tijdens mijn poging om uit te leggen hoe het Nederlandse onderwijsstelsel in elkaar steekt, valt Rosa eventjes uit haar rol. Er volgt een verhit betoog over het gebrekkige onderwijs in Ecuador. Wat haar vooral opwindt is dat de regering geen enkele wil toont om dit te veranderen, alsof ze het volk bewust dom willen houden. Het officiële standpunt is dat het onderwijs voor iedereen gratis beschikbaar is, maar de praktijk is dat men een hoop leerboeken en drie verschillende uniformen moet aanschaffen. Voor een typisch gezin met 3 of 4 kinderen en een maandinkomen van $150 is dat niet op te brengen. Rosa is de enige uit haar (grote) lagere schoolklas die heeft kunnen studeren. Een geluk voor haar…en voor ons. We vinden het allebei geweldig om een nieuwe taal te leren. Als bedankje hebben we voor Rosa een fles advocaat op de kop weten te tikken, hetgeen perfect aansloot bij Ellens spreekbeurt over de Nederlandse cuisine.

In Otavalo, en in Ecuador in het algemeen wonen nog relatief veel indianen, of ‘indigenistas’ zo je wilt. We laten ons een ochtend rondrijden langs een paar dorpjes en meren in de omgeving. Eén van de gemeenschappen heeft zich geheel toegelegd op het weven van rieten vloermatten. Vier uur doen ze over het weven van een mat die voor een paar dollar verkocht wordt. In het hele huis hangt mais te drogen, aan het plafond, zodat de ratten er niet bij kunnen. In de hoek scharrelen een paar cavia´s. Deze worden alleen geserveerd bij speciale gelegenheden, of als men iets gedaan wil krijgen van een belangrijk iemand. Kennelijk zijn wij geen belangrijke iemanden (of wil men niets van ons gedaan krijgen), want we krijgen een gekookt ei in plaats van een cavia. Een andere gemeenschap heeft zich gespecialiseerd in het vervaardigen en bespelen van muziekinstrumenten. Hier worden dus de panfluiten en trommels vervaardigd die op Centraal Stations in de rest van de wereld bespeeld worden. Het kost allemaal geen fluit, en als latente muziekinstrumentfetisjisten hadden we er graag een paar in de rugzak gestoken, maar we moeten streng zijn. We sjouwen ons al een breuk. Dus speelt Ellen samen met de panfluitbouwer het Nescafé deuntje, en dan gaan de instrumenten weer in het rek.

guayaquil

Wat wel in de rugzak paste zijn een paar takjes palo santo. Dit oerwoudhout hebben we voor $1 gekocht van een Noord-Amerikaanse hippiemevrouw. Als je het in brand steekt stinkt je hele kamer naar wierook. Maar dat moet ook! Dan wordt deze namelijk gecleansed, `you know, to get rid of the negative energy, nothing special, everyone does it here´. (Ze had goed voedsel geserveerd, vandaar dat we haar deze deal gunden. Bovendien, als we de Boze Geesten verantwoordelijk mogen houden voor de geur van mijn Teva-sandalen dan zal dat hout nog vaak van pas komen.)

Otavalo is vooral bekend vanwege de zaterdagse markt. Met name de veemarkt is leuk om te zien: op een grasveldje staan tientallen verkopers met hun varkens en biggetjes aan touwen, en daartussen krioelen potentiële kopers en toeristen. Overigens staan er hier rond de markt meer glimmende SUV´s geparkeerd dan in heel Havana aan de Waal. En op zaterdagavond probeert de lokale jeugd ons duidelijk te maken hoe hard hun autostereo wel niet kan. Kennelijk zijn er mensen die aan de handel in wollen truien en panfluiten een aardige cent weten te verdienen.

Zondag zijn we van Otavalo via Quito zuidwaarts gereisd, naar Latacunga. Een medereiziger in de bus zat constant te kukelen, maar dat mocht, want het was een haan. Wat we hier doen is niet duidelijk, want het regent pijpenstelen, en dat blijft nog even zo. Waarschijnlijk is dit het moment om te vluchten naar Las Islas Bonitas de Galapagos.

Dikke konten

Verslag 33: 6 – 12 september 2006

We hadden jullie achtergelaten in Cuenca in het zuiden van de Sierra, het bergachtige deel van Ecuador. Cuenca bevalt ons wel. Waarschijnlijk is het een van de meer welvarende steden van Ecuador. Het is er schoon, er is goed eten, een bioscoop, een geothermaal zwembad, en een uitstekend hotel. ´s Ochtends worden we gewekt door het klokgebeier en het gezang uit de kerk tegenover ons, en ´s avonds worden we wakker gehouden door vuurwerk dat om onduidelijke redenen wordt afgestoken, maar verder lukt het ons uitstekend om in Cuenca uit te rusten. (Waarvan eigenlijk? Kan iemand dat in ons vorige verslag vinden?)

Van Cuenca reizen we via Loja naar Vilcabamba. Tijdens de lange busrit raken we aan de praat met een Italiaan. Hij overweegt om na zijn pensionering in Ecuador te gaan wonen. Hij heeft er al heel wat reizen in Zuid-Amerika op zitten, en is tot de conclusie gekomen dat dit zijn ideale land is. Op één punt na dan: de vrouwen in Venezuela schijnen mooier te zijn. Ik zou er zelf niet over begonnen zijn in dit verslag, maar nu hij het zegt kan ik het alleen maar beamen: Ecuadoraanse vrouwen hebben dikke konten. Onder de 16 valt het mee, maar daarna dijen ze uit als maiskorrels in de hete olie. Misschien komt dit door het dieet: veel aardappelen, wit brood, witte rijst en vooral heel veel snoep. Ecuadoranen zijn dol op ijs; je kan geen busrit maken of er stapt een ijscomannetje in met een koelbox op zijn rug. Ook op straat staan vaak verkopers met een bord schepijs en een paar hoorntjes. Mooie boel is dat. Wij mogen van de dokter in tropische landen geen ijs eten, maar we zitten wel de hele tijd tegen die dikke konten aan te kijken.

marktotavalo

Dik of niet, de inwoners van het dorp Vilcabamba staan erom bekend dat ze extreem oud worden, en het dorp wordt daarom ook wel de Valley of Longevity genoemd. Waarschijnlijk betreft het hier een  broodjeaapverhaal maar dat heeft niet verhinderd dat vele hippies deze plek in het verleden hebben opgezocht. Want hippies zijn dan wel vegetariërs maar ze houden erg van broodjes aap. Wij verblijven in hotel  Izhcayluma even buiten het dorp. De eigenaren zijn Duitsers, dus staan er Bauernpfanne en Käsespätzle op de menukaart, en verkopen ze origineel Beiers Weizenbier en enorme karaffen witte wijn. Voor het vermaak zijn er een zwembadje en een poolbiljart. Maar het mooist is de omgeving; vanaf het terras hebben we een geweldig uitzicht op de bergen. Een populair wandelpad in dit gebied loopt naar de top van de Mandango. Aan het begin van de pad staat een hut waar een oud vrouwtje anderhalve dollar incasseert, uitlegt hoe de route verloopt, en een fles water en een zakje rietsuiker meegeeft voor de tocht. Erg lief allemaal, maar ook een beetje bedrieglijk, want het is bepaald geen bejaardenuitje dat ze exploiteert. Het pad gaat naar een kruis op een bergtop, en dan naar een tweede kruis op een tweede bergtop. Het vervolg van de tocht is volgens onze Duitse gastheren ronduit gevaarlijk, over een 50 centimeter smalle richel met aan beide kanten een ravijn, en soms veel wind. Geen haar op ons hoofd die erover denkt om verder dan het tweede kruis te gaan, maar zelfs het eerste kruis bezorgt me al angstzweet. Twintig meter onder de top blijf ik tegen de berg aan gekleefd zitten, en lijkt het me wijzer om op mijn kont weer af te dalen. Twee Zuid-Afrikaanse dames met wie we de avond ervoor gepoold hebben, tonen iets meer lef en zijn doorgelopen tot het tweede kruis, maar we hoorden achteraf dat het “gruelling” was en dat ze ook op handen en voeten hebben moeten afdalen. En zoiets noemt onze Footprint reisgids een “scenic walk”. We verblijven nog een nacht in Vilcabamba zelf, en nemen dan de bus via Loja naar de Peruaanse grens.