Vieze goten
Verslag 49: 11 april – 4 mei 2007
Na ons Zuid-Amerika avontuur en twee moeilijke maanden in Nederland gaan we nog een paar weken kamperen in Spanje. We hopen een beetje bij te komen van de droevige hectiek van de afgelopen tijd, en we proberen zo de overgang naar een werkend bestaan te verzachten. Hoe een vakantie bij dat laatste helpt weet ik ook niet, maar daar kunnen we dan over gaan nadenken, denk ik. We kopen een campinggids en gooien het tentje in de auto. Ellen rijdt en ik lees kaart. En die taak neem ik heel serieus want als ik een fout maak noemt Ellen mij DomDom.
In de ANWB-gids staan ruim vijf keer zoveel Franse als Spaanse campings aangegeven, terwijl Frankrijk qua inwonertal nog geen anderhalf keer zo groot is, en qua oppervlakte zelfs maar 1,09 keer. Dus: ofwel veel campings in Spanje voldoen niet aan de strenge normen van de ANWB, ofwel er zijn er gewoon minder. Waarschijnlijk is het dat laatste, want we komen in Spanje zelden campings tegen die niet in de gids staan – zeker niet genoeg om met een gerust hart te kunnen “bonnefooien”. Kennelijk is kamperen hier minder populair. Misschien komt dat doordat het de ene helft van het jaar te koud is en de andere helft te warm. Los daarvan kan ik zo een paar voordelen van Spanje boven Frankrijk oplepelen. Neem nou de lokale bevolking. We komen best af en toe aardige Fransen tegen, maar ik vind de vriendschap toch altijd een beetje tegenvallen. Zeker als je bedenkt dat ik jarenlang al mijn ouders vakantiegeld naar Frankrijk heb gebracht. (De ANWB schrijft letterlijk dat “niet alle Fransen van die chauvinistische zuurpruimen” zijn. Klinkt uitnodigend, nietwaar?) Ik heb verder het gevoel dat ik met zeventig uur Spaanse les meer potjes breek dan met zevenhonderd uur Frans. Bovendien – en daarna hou ik op met zeiken en ga ik genieten van een goed glas Franse wijn – bovendien ben ik van mening dat de Franse keuken overschat is. We spraken in Zuid-Amerika een Française die suggereerde dat de Fransen betere biefstukken maken dan de Argentijnen. Ze lachte er heel lief bij maar ze meende het.
De campings die er zijn in Spanje liggen meestal bij een stad(je) of aan de kust. Aangezien we de kust mijden wordt onze reis vooral een stedentrip, en dus moet ik jullie even lastigvallen met de landsgeschiedenis want anders snap je niks van dit verslag. (Onzin natuurlijk, want er staan alleen maar campingverhalen in, maar ik heb al die reisgidsen niet voor niets zitten doorploegen.)
Al ruim een half miljoen jaar lopen er mens(achtig)en rond op het Iberisch Schiereiland. De eersten die flink uitpakten waren de Romeinen. Aardig wat bouwwerken uit die tijd zijn bewaard gebleven. Er kwamen zelfs VIPs uit deze uithoek van het rijk – ik noem een Seneca en drie keizers, Trajanus, Hadrianus en Marcus Aurelius. Je bent geneigd te denken dat je uit Rome of Pompeï moest komen voor een serieuze carrière in het Romeinse rijk, maar dat is natuurlijk een vooroordeel. In Den Haag lopen tenslotte ook steeds meer Limburgers rond, en het is zelfs niet uit te sluiten dat ooit een Limburger dingen gaat zeggen die je als filosofische wijsheid zou kunnen bestempelen.
De leegte na de val van het Romeinse rijk werd gevuld door de Visigoten, een Germaans volkje. (Mijn innerlijke Seth Gaaikema schreeuwt al de hele vakantie dat de Romeinse waterwerken vervangen werden door Vieze Goten. Zoals je ziet kan ik hem moeilijk onderdrukken.) De Visigoten werden in 711 overmeesterd door de Moren. Vrijwel onmiddellijk werd het christelijke tegenoffensief ingezet, maar het duurde tot 1492 voordat Fernando van Aragon en Isabel van Castilië definitief een einde maakten aan de Moorse overheersing. Als twee iemanden de Spaanse geschiedenis hebben beïnvloed dan zijn het Fernando en Isabel. Dit Katholieke Koningspaar heeft bijvoorbeeld ook de Inquisitie ingesteld en de ontdekking van Amerika gefinancierd. (Dat wil zeggen, sorry dat ik er nog even over zeur, Columbus kreeg geld van ze om een nieuwe route naar Indië te zoeken. Als je dan bij toeval als eerste op een nieuw continent landt, dan heb je gewoon mazzel gehad. Maar als er nou al mensen woonden – indianen – en er waren al vijfhonderd jaar eerder Europeanen langs gevaren – Vikingen – en je dacht dat je ergens anders was – Indië – en je was ook ergens anders – de Bahama’s – en als je dan vijf eeuwen later toch herinnerd wordt als de man die in 1492 Amerika ontdekte, dan was je eigenlijk meer geschikt voor een baan in de reclame dan in de ontdekkingsbranche. Maar goed.) De toon was gezet door het Katholieke Koningspaar. Hun kleinzoon schopte het tot Keizer Karel V van het Heilige Roomse Rijk en maakte van Spanje een wereldrijk. Karels zoon Filips II kreeg het echter met ons aan de stok en sinds die tijd ging het vrij snel bergafwaarts met Spanje. De Armada werd vernederd door de Engelsen (volgens de Engelsen) of door de elementen (volgens de Spanjaarden), er werd gesteggeld over de troonopvolging, Napoleon kwam binnenvallen wat allerlei koloniën inspireerde om zich los te vechten, de Verenigde Staten pakten de laatste restjes wereldrijk af, en er kwam een Burgeroorlog gevolgd door een fascistische dictatuur.
Maar we hadden een reisverslag beloofd. Hier volgt een droge opsomming van alle plaatsen die we in onze rondrit hebben aangedaan.
Etretat, Mont Saint Michel en Lourdes
De eerste stop is bij de kliffen van Etretat in Normandië. Het doet ons deugd dat er bijna geen hekjes geplaatst zijn; dit zijn kliffen zoals kliffen bedoeld zijn. Via de indrukwekkende Normandiëbrug over de Seine rijden we richting de Mont Saint Michel. Dit is waarschijnlijk de bekendste bezienswaardigheid in Frankrijk die wij beiden nog niet hadden gezien. We zijn blij dat dit nu is opgelost. We lopen wat – lopen wad? – rond de Mont, vinden het erg mooi, en rijden de volgende dag in een ruk door naar Zuid-Frankrijk.
Volgens onze reisgids heb je in Lourdes niets te zoeken als je er niet voor je geloof komt. Eigenwijs als we zijn, zijn we toch gegaan. De sfeer is niet om over naar huis te schrijven (weer eigenwijs, toch doen). Het regent de hele dag en er stroomt permanent Requiem van Mozart uit de straatspeakers. Het enige wat ons erop attendeert dat we in Lourdes zijn, is het bovengemiddelde aantal rolstoelers. De meeste zijn ingepakt in waterdicht plastic, met alleen een ademgaatje ter hoogte van hun gezicht. Alsof er allemaal kunstwerken van Christo worden rondgeduwd. Snel de grens over.
Segovia, Avila en Toledo
Via Baskenland rijden we Spanje binnen. Je begrijpt hier meteen waarom het Spaans in Zuid-Amerika vaak “Castellano” wordt genoemd. Er bestaat niet één Spaanse taal; naast het Castilliaans zijn het Baskisch en het Catalaans en nog een paar kleinere taaltjes in delen van Spanje erkend als (co)officiële taal. In Baskenland staan er tenminste nog twee talen op de borden; in Catalonië vinden ze dat niet eens nodig. Ezchkt handix ix het alzemaal neut maar het zxijnt te wennen.
In Burgos kunnen we de camping niet vinden, en we laten de drukke stad opgelucht achter ons liggen. We rijden door naar Segovia, en dat is een toppertje. Ik was hier al eens eerder, een X aantal jaar geleden (waarbij X tussen 9 en 12), op een tripje dat gefinancierd werd door de Europese Unie. Dat is een van de beste bestedingen geweest uit de historie van de EU. Zelfs op eigen kosten is het hier leuk. Aan de ene kant van de oude stad staat een groot Romeins aquaduct, aan de andere kant een Alcázar, en daartussen liggen allemaal charmante straatjes en pleintjes. In de verte liggen de besneeuwde bergtoppen van de Sierra de Guadarrama. Van Segovia rijden we naar Avila, een stadje met potentie maar iets teveel hijskranen.
Toledo roept bij mij associaties op met het Spanje van André Hazes en Tante Annies frietkraam. Hoe het komt weet ik niet, want Toledo ligt niet aan de Costa Holandesa, en onze reisgids noemt Toledo zelfs een “scholastisch stadje” dat vooral bekend is van de Renaissance schilder El Greco. Misschien komt mijn vooroordeel doordat Toledo de olé-klank in zich heeft. Eenmaal op de camping blijk ik toch een beetje gelijk te hebben. We worden welkom geheten door onze Twentse buren, terwijl Arie en Henk elkaar begroeten alsof ze hier al dertig jaar komen. Er wappert zelfs een ANWB vlag op de camping. We lezen dat dit voorjaar bij de ANWB een Spanjevoorjaar is. Olé! ´s Avonds organiseert de Wielerbond een sjeudeboeltoernooi, en dan pas blijkt de omvang van de invasie. Minstens veertig Hollanders omsingelen onze tent, en ze hebben allemaal een paar kanonskogels in hun hand. Dit zijn dus onze clubgenootjes. Ik vind dit verontrustend. Wij zijn lid geworden van de ANWB omdat ze je band komen plakken als het moet, niet om een seniorenhangplek te subsidiëren. Als ex-SNP-er en dus ex-ANWB-er kan Ellen mij geruststellen. Deze mensen betalen hun eigen vakantie. Ze betalen zelfs die van hun meereizende automonteur zodat ze niet afhankelijk zijn van allerlei raarpratende, xenofobe monteurs uit het land zelf. Het komt ons goed van pas, want de vriendelijke meneer van de ANWB heeft onze V-snaar even bijgespannen. (Wel vraag ik me sinds deze ontmoeting af waarom mensen hun monteur meenemen op vakantie terwijl ze hun huisarts, tandarts, psychotherapeut en schoenmaker thuislaten.) Toledo valt intussen zeker niet tegen. We bezoeken een ex-synagoge die later een kerk is geworden en nu een museum is. En we ontdekken de goede lunchaanbiedingen in Spanje. Voor tussen de vijf en negen euro krijg je hier een twee- of driegangenmenu plus drankje en dessert. Het magische woord is Menu del Dia. Het helpt als je een oraal keuzemenu kunt verstaan, of als je bereid bent om dingen te eten die je niet wilt eten. Een van de Hollanders vertelde ons trouwens dat in Toledo een paar weken geleden, rond Pasen, nog sneeuw lag. Spanje is helemaal geen warm land.
Trujillo, Mérida en Sevilla
Trujillo is bijzonder pittoresk en kan zich qua uitstraling meten met de beste Toscaanse stadjes. Francisco Pizarro, de man die Peru veroverd heeft, kwam hier vandaan. Vandaar dat Trujillo ook de naam is van een stad in Peru en dat Trujillo’s stadsplein model stond voor het Plaza de Armas in Cuzco. Mérida werd gebouwd door de Romeinen als beloning voor gepensioneerde soldaten. In onze reisgids wordt een planetaire mozaïek in het Casa Mithra aangeprezen, maar als toeristische bezienswaardigheid vinden wij het nogal overschat en verwaarloosd. Het Nationaal Museum voor Romeinse Kunst is wel een aanrader; het is gevestigd in een imposant gebouw en je krijgt er meer mozaïek voor minder geld. De stad zelf is niks. Ellen heeft hier in navolging van vele Spanjaarden bloemenstickers gekocht voor achter op de auto. En nou maar hopen dat we niet onbedoeld een of andere politieke boodschap communiceren, als “Viva Franc O.” of “Dood aan alle Basken”.
Sevilla is groot. Het drukke verkeer rond zo’n stad verpest bij ons altijd een beetje de voorpret. Pas na lang zoeken vinden we de camping. Deze ligt niet alleen pal naast het vliegveld, maar is bovendien opgeheven. De enige andere camping in de buurt van Sevilla hadden we nooit kunnen vinden zonder gps en de coördinaten die de ANWB ons heeft gegeven. We bezoeken in Sevilla onder andere de kathedraal. Op de St. Paul in Londen en de St. Peter in Rome na is dit ’s werelds grootste exemplaar. Het gebouw is naar Andalusisch gebruik opgetrokken uit een voormalige moskee. Een van de unique selling points van deze kathedraal is dat Columbus hier zou zijn herbegraven, een claim die onlangs met behulp van DNA-onderzoek min of meer is bevestigd.
Gibraltar, Ronda, pueblos blancos en Granada
Gibraltar lijkt op Ushuaia: je wilt er geweest zijn om zeker te weten dat je terecht geen hoge verwachtingen had. Dus even een fish-and-chips eten en snel weer doorgaan met je leven. Het regent zo hard dat we Afrika niet kunnen zien. Bovendien is de bookshop op zondag gesloten, wat voor ons een grote domper is.
Ronda. Que buena! Ronda ligt in een spectaculaire omgeving aan een diepe kloof. Tijdens de Burgeroorlog werden politieke gevangenen vanaf de Puente Nuevo in de kloof gegooid, met de belofte dat ze vrij zouden zijn als ze het zouden overleven. Met een dodere mus kan je iemand niet blij maken. Op de camping verkneukelen we ons aan het gestuntel van medekampeerders met veel te grote vehikels. Wij zijn met ons tentje een uitzondering in Spanje; je hoort er hier eigenlijk pas bij als je minstens vier keer je eigen lichaamslengte aan camper of caravan over de wegen sleurt. Europa is daar natuurlijk veel te klein voor. Het volgende zal wel een soort straf zijn voor ons leedvermaak. Terwijl Ellen wegrijdt van een parkeerplaats zie ik dat er een groot insect op de rand van haar stoel zit, een soort hommel. We hebben deze situatie heel vaak getraind in de Australische outback. Ik vertel Ellen niet wat er aan de hand is en verzoek haar nonchalantissimo om de auto even stil te zetten. Door alle training weet zij onmiddellijk wat er aan de hand is. Zonder een insect te zien gooit ze het portier open en springt uit de auto, die in de eerste versnelling blijft voortschokken. In een opwelling van koelbloedigheid bevrijd ik Ellen uit de autogordel en zet ik de auto stil. Anders waren we waarschijnlijk ergens achter de Rots van Gibraltar de Middellandse Zee in gesleurd. Ik ben trots op me. De hommel kwam met de schrik vrij. We maken een rondrit in de omgeving van Ronda langs een aantal Pueblos Blancos (Witte Dorpjes), waaronder Grazalema en Zahara de la Sierra. Het is een volmaakte dag. Deze streek is bijzonder pittoresk, een aanrader.
In Granada horen we dat de belangrijkste bezienswaardigheid, het Alhambra, lang van tevoren is volgeboekt. Volgens onze reisgids is reserveren alleen ’s zomers noodzakelijk, maar de receptioniste op de camping legt gelaten aan elke nieuwe gast uit dat je om zeven uur ´s ochtends voor de deur moet liggen om nog enige kans te hebben op een toegangskaartje. Wij besluiten het Alhambra te Boroboduren. Zou dit de toekomst zijn van ons Werelderfgoed? Als Azië over een paar jaar massaal op wereldreis gaat dan zal het Rijksmuseum ook wel snel dichtslibben. Veel minder druk is het op Sacromonte, een heuvel met uitzicht op het Alhambra. Hier wo(o)n(d)en zigeuners in holen. Hun voorouders zouden uit India zijn gekomen om te vechten voor de Katholieke Koningen. Voordat we Granada verlaten neem ik nog een kijkje in de Koninklijke Kapel, de grafkapel die het Katholieke Koningspaar voor zichzelf heeft laten bouwen. Hier liggen Fernando en Isabel samen met hun dochter Johanna de Waanzinnige en schoonzoon Filips de Schone (en nog een neef wiens naam ik vergeten ben en die in de meeste boekjes ook niet genoemd wordt; het spreekwoordelijke vijfde wiel aan de wagen).
De Alpujarras: Orgiva, Pampaneira, Bubion, Capileira en Lazaron
Orgiva ligt in de Alpujaras, een mooi en bergachtig gebied. Net als in Granada zien we in Orgiva veel hangouderejongeren, vaak van Engelse afkomst. Een campingbeheerder vertelde dat de Alpujaras inderdaad een beetje aan het verhippen zijn. Twee Spanjaarden die ons een lift geven twijfelen geen seconde als we vragen wat al die Engelsen hier zoeken: drugs. En elkaar en zichzelf, denk ik dan. De camping in Orgiva haalt het verslag door wel gratis draadloos internet aan te bieden, maar geen wc-papier. ’s Nachts worden we uit onze slaap gehouden door housemuziek. “Oh, er was een fiesta in een dorp verderop” zegt de campingdame met een laconieke glimlach. Langs Pampaneira (mooi), Bubion (mooier), en Capileira (mooist) rijden we naar Lazaron. Net als we de tent in willen duiken om de verloren nachtrust in te halen, beginnen onze Spaanse buren op de camping tot leven te komen. Drank en eten worden tevoorschijn gehaald en er wordt een felle lamp aan de voortent gehangen, terwijl hun kind ongehinderd over de camping mag blijven schreeuwen. Gefrustreerd verplaatsen wij onze tent. Sinds wij terug zijn van onze vorige wereldreis noemen jullie dit soort mensen Tokkies. (Ik realiseer me dat dat een relatief begrip is; op de gemiddelde hockeyclub ben je al een Tokkie als je een neef hebt die wel eens naar voetbal kijkt, terwijl je er in de Haagse Schilderswijk wel wat meer voor moet doen of laten. Op een Spaanse bergcamping ben je wat ons betreft een Tócqui als je meer dan 10 decibel produceert na 23 uur ’s avonds.)
Guadix, La Calahorra en Cazorla
We rijden de Sierra Nevada uit richting Guadix, langs een prachtig Fort in La Calahorra. In Guadix wonen al duizenden jaren mensen in holen. De moderne holbewoners hebben wel een auto voor de deur en een antenne op het dak staan. Toeristen lopen hier nauwelijks. Alles ademt de sfeer van een doodnormaal woonerf, met goede en minder goede straten. Het enige wat ik mis zijn makelaarsbordjes in de tuin; kennelijk bevalt het wel om hier te wonen.
In Cazorla belanden we per ongeluk op een van de weinige rurale campings in Spanje. Voor het eerst zijn we als tentbewoners in de meerderheid. Dit is nou le-camping-pour-le-camping. De gastvrouw praat Spaans met een vrij onmiskenbaar Brabants accent en ik overhandig haar een onmiskenbaar Nederlands paspoort, maar desondanks sta ik een kwartier lang in het Spaans met haar te brabbelen. Zij dacht dat ik wilde oefenen, en ik dacht, ik zal het wel verkeerd gehoord hebben. De omgeving van Cazorla lijkt één grote olijvenboomgaard. Heel vreemd is dat niet; Spanje produceert 44 procent van de olijfolie in de wereld en de helft daarvan komt uit Andalusië. Je kan je hier als wandelaar flink uitleven, maar helaas begint het steeds kouder en natter te worden. Er is ook weinig verbetering in zicht. We besluiten om deze mooie plek te bewaren voor een volgende reis, en om in etappes naar huis te reizen.
Cuenca, Figueres en Thuis
De hangende huizen in Cuenca laten we voor wat het is, maar we bezoeken wel de Ciudad Encantada ten noorden van Cuenca. Ooit was dit een oceaanbodem maar sinds het is opgedroogd heeft de kunstenaar E. Rosie er een park vol champignon- en olifantvormige rotsen geboetseerd. Voor een paar euro kan je een uurtje door de “Betoverde Stad” wandelen.
Figueres, in het noordoosthoek van Spanje, is de geboortestad van Salvador Dali. We bezoeken hier het Dali-museum, een geschenk van de kunstenaar nadat hem gevraagd was om een schilderij te doneren. Wij zijn er nog niet uit of deze gift een schoolvoorbeeld is van vrijgevigheid of van eigengeilerij. Waarschijnlijk beide. Dali was het type man dat op zichzelf valt. Het museum trekt massa’s toeristen; zo’n overbevolkt museum hebben wij nog nooit gezien. Sinds vandaag weet ik de titel van het schilderij dat mijn zwager nageschilderd in zijn woonkamer heeft hangen: The Great Masturbator. Je gaat toch heel anders tegen zo’n jongen aankijken. (Heeft hij het nou over zijn zwager of over Dali? Je weet het niet hè.)
Met een tussenstop in Bourg-en-Bresse rijden we naar huis. We rijden de hele dag in de stromende regen over Franse tolwegen. Echt leuk is dat niet, maar het is een stuk goedkoper dan urenlang in een wasbeer staan en je komt nog eens ergens. Op 4 mei rijden we Nederland binnen, “langs dat meertje” – de Maas in de woorden van mijn echtgenote, die anoniem wenst te blijven.
Wij danken jullie voor de aandacht & wie weet tot een volgende wereldreis!