De Faeröereilanden, ik was er een week in juni 2019. Deze eilandengroep stond al heel erg lang met stip bovenaan mijn fotografische wensenlijstje. En ondanks de belofte van veel snerpende kou, wind en regen kon ik mijn broer en zus overhalen om met mij mee te gaan. Gelukkig was het onwaarschijnlijk mooi! We hebben de hele week met open mond van verbazing rondgereden. Achter elke bocht zat weer een nieuw geweldig uitzicht. Het is er groener dan groen, met steile kliffen, machtige scheve bergen en grote wolkenpartijen. En schapen, heel erg veel schapen!
De Faeröereilanden horen bij Denemarken, maar liggen midden in de Noord-Atlantische oceaan, precies tussen Schotland en IJsland in. Reizen is er heel eenvoudig; je neemt een vliegtuig, huurt een auto, regelt een paar airbnb’s en trekt je wandelschoenen aan. En stopt een flinke lading wind- en waterdichte kleding in je tas, want het regent er meer dan 200 dagen per jaar en het is er in de zomer gemiddeld niet warmer dan zo’n 12 graden Celsius. Lekker fris dus, en dat was heel welkom met de tropische temperaturen in Nederland.
Er zijn weinig toeristische faciliteiten op de Faroëreilanden en voor het uitgaansleven hoef je ook niet te gaan, maar wat boeit dat als je rond mag lopen in de mooiste natuur ter wereld. Het leven is er nog verfrissend eenvoudig. Zo min mogelijk poespas, dus geen schreeuwerige reclameborden langs de weg en geen grote hotelketens. Weinig keuze maakt het leven makkelijk. Dat wil niet zeggen dat er helemaal niets is, want er zijn voldoende supermarkten en als je goed zoekt buiten de hoofdstad ook nog wel een handjevol restaurants. Je kunt je dus prima redden. En als je een flinke zak met geld meeneemt kun je er zelfs dineren op Michelinsterrenniveau. Wij hebben ons in Thorshavn gewaagd aan een authentieke lunch met Faroërse specialiteiten, zoals gefermenteerde schaapsham en walvisblubber. Het smaakte best goed, maar de geur was overweldigend. Ik kreeg visioenen van ons IJslandavontuur, waar we hakarl geproefd hebben – gefermenteerde haai. Dit Faroërse eten heeft dezelfde penetrante ammoniakgeur.
Het wegennet en de veerbootverbindingen zijn uitstekend. En rijden door dit prachtige landschap is echt een kadootje. De eerste keer dat je een inktzwarte nauwe tunnel met maar één rijbaan inrijdt is even slikken, maar zodra je de regels doorhebt doe je dat fluitend. Je hebt ofwel voorrang en mag rustig doorrijden, ofwel geen voorrang en moet bij elke tegenligger aan de kant in een uitwijkhaventje. Dit gaat prima, totdat je een enorme vrachtwagen als tegenligger hebt en je je realiseert dat die toch echt niet in een uitwijkhaventje gaat passen… Dan is het even schrikken!
Wat hebben we allemaal gedaan? Veel! We zijn gestart op het eiland Vágar met een overnachting vlak bij het vliegveld in Sørvágur. De volgende dag voor dag en dauw maken we meteen een paar mooie wandelingen bij Gásadalur en Bøur. Daarna rijden we via een prachtige route langs Kunoy en Borðoy door naar onze airbnb in Norðdepil op het eiland Viðoy. Omdat het zo lang licht is maken we maximaal gebruik van de dag. ’s Avonds rijden we naar Viðareiði en maken we nog een lange wandeling langs het fjord.
De volgende dag is het weer perfect voor een bezoek aan het eiland Kalsoy. Met veel precisiewerk worden we op de veerboot naar Kalsoy gezet. De veerboot is een belevenis op zich. Met veel passen en meten wordt een maximaal aantal voertuigen op de boot gezet, het is echt centimeterwerk. Meerdere toeristen die hun dure huurauto’s moeten inparkeren raken hier helemaal van in paniek, tot grote hilariteit van de lokale bevolking. We rijden door de vele smalle tunnels van het eiland naar Trøllanes, op het uiterste puntje van het eiland. Hier maken we een werkelijk spectaculaire wandeling naar de vuurtoren van Trøllanes. Het is een dag met een gouden randje. In de loop van de dag breekt de zon in volle kracht door, het echt een kadootje!
Het is tijd voor een nieuw eiland. In de ochtend rijden via een prachtige bergroute we naar de hoofdstad Tórshavn op Stremoy. We zijn niet zo onder de indruk van Tórshavn, maar hier vandaan gaat de veerboot naar Suðuroy. De overtocht duurt bijna anderhalf uur en gaat langs de kust van Streymoy, Sandoy en de kleinere eilanden Stóra en Lítla Dímun. Suðuroy is het meest zuidelijke eiland van de Faroëreilanden. Het eiland hangt bij wijze van spreken een beetje scheef. Het oosten ligt laag en aan die kant liggen meerdere dorpen. Aan de westkust rijzen echter hoge kliffen heel steil uit zee op. Deze kliffen zijn op meerdere plekken goed bereikbaar en je kunt hier zeevogelkolonies bekijken. Ook hier hebben we mazzel met het weer. Het is woest. Zon, mist en regen wisselden elkaar op spectaculaire wijze af. De eerste avond klaart het op en besluiten we een lange rondrit over het eiland te maken naar de kliffen bij Vágs en Sumba. Het is prachtig, maar op de terugweg komen we midden op een bergpas in potdichte mist terecht. Hier waren we voor gewaarschuwd, maar toch overvalt het ons volledig! Met samengeknepen billen rijden we een uur lang stapvoets bergafwaarts, we zien werkelijk geen hand voor ogen. En omdat we de heenweg over dezelfde weg gereden hebben weten we dat we langs steile afgronden rijden…
We nemen de veerboot terug naar Tórshavn en rijden door naar onze accommodatie in Tjørnuvík op Stremoy. We maken eerst nog een flinke omweg via de bovenkant van Eysturoy en rijden een prachtige route naar Gjógv. Ook hier is het ineens heel zonnig. De volgende dag maken we de regenachtige kant mee. We willen een boottocht boeken om de hoge kliffen bij Vestmanna aan de westzijde van Stremoy te zien, maar het waait en regent veel te hard. De dag erop lukt dit echter wel! we maken gebruik van een klein venster aan mooi weer en stampen op de woeste zee naar de indrukwekkend hoge kliffen. We varen zo’n 3 uur lang langs de kust. Overal spotten we schapen die op onmogelijk steile plekken aan het grazen zijn. Veel vogels zien we helaas niet, maar de kliffen zijn geweldig mooi. Ze gaan honderden meters recht te lucht in.