Maleisië & Singapore

Muisarm

Verslag 1: 1-3 mei 2004 – Singapore 

maleisie

Oké dan, hier is het eerste verslag van uw correspondent te Singapore en zijn lieftallige reisleidster! Het is dinsdagavond; morgen vertrekken we naar Maleisië. Tot nu toe kunnen we tevreden zijn. Zaterdagmiddag om 14 uur vertrokken we van Schiphol via Hong Kong naar Singapore. De vlucht viel niet tegen: genoeg eten, en soms mooie uitzichten op bevroren Baltische meren en later de Vietnamese kust. Een wereldreis brengt gevaren met zich mee, maar had U zich gerealiseerd dat RSI door Mah Jong-en op een vliegtuigschermpje daar bij hoort? Ik had het spel nog nooit gespeeld maar was meteen verkocht. Voor Ellen was het een terugval in een oude verslaving.

Singapore maakt een mooie indruk. Lekker ruim, veel groen, en natuurlijk heel schoon. “Singapore is a fine country” is een bekend grapje, en je kan hier niet zeggen dat je het niet wist. Overal hangen bordjes. Zelfs eten of drinken in de metro kan je geld kosten, maar liefst 250 euri. Op drugshandel staat de doodstraf. Ook dat wisten we natuurlijk al, maar voor de zekerheid staat het nog op het immigratieformulier gedrukt.

Het hostel dat we gereserveerd hadden vanuit Nederland ligt in de wijk Little India. Dat ruik je (curry en koriander), dat hoor je (keiharde Indiase disco), en dat zie je.  Op zondagavond zien de straten letterlijk zwart van de Indiërs, allemaal jonge mannen – het lijkt wel één grote vriendenclub. Naast Indiërs lopen er in Singapore vooral Chinezen en Maleiers rond, en wat westerlingen als wij.  We slapen op een dorm met een stuk of acht stapelbedden. U vroeg zich af hoe wij een jaar denken te reizen op dit budget? Zo dus. Op onze volgende bestemming hopen we ons wel een privéhutje te kunnen veroorloven maar hier is het even inbinden. We delen onze slaapzaal met andere backpackers. Velen van hen zijn verwikkeld in een spelletje Who-is-the-coolest. Het is niet echt mijn volk. Wij beloven plechtig dat we niet zo gaan worden.

Eten is hier geweldig! We hebben al snel ontdekt dat je prima en goedkoop kan eten op de food markets. Grote hallen met de uitstraling van een parkeergarage, of op z’n best een supermarkt, waar iedereen z’n eigen toko runt. Voor 2 euri koop je een gerechtje, en het smaakt super. Het was even spannend of de maag er tegen kon maar tot nu is dat geen probleem.

Morgen gaan we met de bus de grens over naar Mersing in Maleisië. Van daar uit gaan we naar Pulau Tioman, onze honeymoonbestemming.

Zwemmen onder Allah

Verslag 2: 4 – 8 mei 2004 – Maleisië

Op 4 mei staan we vroeg op en na het ontbijt stappen we in de stadsbus richting de Maleisische grens bij Johor Bahru. Het blijkt een hele klus: bus uit bij de Singaporese grens, bus weer in voor 1 hele kilometer, bus weer uit bij de tweede grens en dan snel snel de bus weer in. En dat allemaal voor één stempel, en de grensovergang natuurlijk. In Johor Bahru zijn we enigszins overweldigd door de enorme drukte op het busstation. Er blijkt geen directe bus naar Mersing te gaan, dus nemen we de bus naar Kota Tinggi, waar we kunnen overstappen. Och arme knieën, ze moeten het ruim twee uur zonder enige ruimte doen. Gelukkig worden we geëntertaind met goede muzak.

In Mersing worden we gedropt bij een toeristisch bureau, waar fanatiek geprobeerd wordt om ons van alles te verkopen, maar wij hebben al een hotel in de smiezen en gaan recht op ons doel af. Het is een goede keus. Het East Coast Hotel is schoon, en eigenares Rocky geeft goede tips voor Pulau Tioman. We slapen nog steeds vrij slecht. ’s Middags om 5 uur vallen we als een blok in slaap en ’s nachts liggen we te draaien en zweten.

De volgende morgen gaan we nog even wat water en toiletpapier inslaan. We zien hoe een behoofddoekte vrouw in de bocht een auto een halve stoep meeneemt. Tja, vrouwen achter het stuur.

De speedboat naar Tioman maakt zes stops voordat we aanmeren bij Kampung Salang. Na een dik half uur vurig afdingen hebben we helaas niet wat we willen: een hutje aan het strand. De volgende dag komt er wel een vrij, dus we spreken af dat we dan onze hut mogen inruilen de felbegeerd strandtoko, en dat voor de niet geringe prijs van 6 euri 50.

De eerste dag op Tioman voel ik me nog niet helemaal ‘senang’. Ik moet wennen aan de hitte, de vochtigheid en ik maak me zorgen om ons krappe budget. Na wat rekenwerk en een verkwikkend slaapje in een hangmat gaat het al een stuk beter. Eindelijk slaat de ontspanning toe. We eten, slapen, snorkelen en liggen urenlang in hangmatten aan het strand. Op vrijdag maken we een snorkeltrip naar Coral Island. Stijn heeft ieder uur een nieuwe favoriete vis. Ik geloof dat het snorkelen een succes genoemd kan worden, in tegenstelling tot de dramatische poging een aantal jaren geleden in Costa Rica. Het snorkelzicht is wat minder vanwege noodweer de avond ervoor, maar we zien heel wat tropisch vis voorbij zweven. We vragen ons al een aantal dagen af of moslim-meisjes in dit deel van de wereld mogen zwemmen. Tijdens de snorkeltrip krijgen we antwoord: zeker, maar wel met lange broek, blouse, badmuts, hoofddoek en reddingsvest aan.

Ondanks de bewolking en goed insmeren zijn we aardig verbrand op onze rug. Ik vrees voor een martelgang als we zaterdag met de bus richting Kuantan gaan, maar de rugzakken zijn redelijk te tillen. Ze zijn wel een stukje zwaarder geworden door al het vocht. Wij zelf trouwens ook. Het verschil tussen mijn enkels en kuiten is nauwelijks meer zichtbaar.

Ons oorspronkelijke plan om zo snel mogelijk naar Indonesië te gaan hebben we overboord gegooid. We gaan langs de oostkust van Maleisië omhoog richting de Perhentian Islands. Die schijnen nog mooier te zijn dan Tioman. Daarna nemen we de ‘jungle train’ terug naar Singapore.

Ellen

Naar de haaien

Verslag 3: 8 – 16 mei 2004

Het leven is meedogenloos, lief Thuisfront. Terwijl de meesten van jullie met een broodtrommeltje achterop de fiets naar het werk kachelen, liggen wij al weer urenlang met onze kop onder water te loeren naar de lokale bevolking van de Zuid-Chinese Zee. Wij bieden jullie troost in de vorm van een verslag. Neem nog een kop koffie en lees verder.

We waren gebleven in Kuantan, zaterdag 8 mei. Na onze vorige websessie gingen we een Chinees vorkje prikken. De rekening viel ruim 100 % hoger uit dan de marktprijs, maar was in hun ogen waarschijnlijk volstrekt geoorloofd – er  was immers vooraf niets afgesproken. Dom van ons. Waar hebben we het over, een paar euri – maar toch, 10 of 20 kiloeuri voor een wereldreis scheelt een paar slokken op een borrel.

Kuantan is een gewone werkstad, met veel autoverkeer, weinig zebrapaden, en één mooie moskee. Die laatste lijkt gesponsord door Malaysia Telekom – of is het toch een aanpalend kantoorpand in dezelfde stijl als de moskee? Naarmate we noordelijker komen krijgt Allah het leven meer en meer in zijn greep. Wij hebben daar weinig last van – no offence, Allah! – of het moet zijn dat bier hier niet of minder uitbundig verkocht wordt. En dat Stijn antwoord krijgt als Ellen iets vraagt, vooral als het over geld gaat. Een gratis advies voor medereizigers: laat de vrouw al het geld dragen; geen hond die het daar zoekt. De ironie wil dat Ellen tot voor kort ook wel Allah werd genoemd door Stijn’s neefje. Ze moesten eens weten wie ze hier tegenover zich hebben.

Voordat we zondag de bus naar Cherating nemen, lopen we nog even over de markt. Koeienharten kan je er kopen, integrale eenden, en veel vis. Je schijnt aan de glans van vis te kunnen zien of het vers is, maar dat soort subtiele signalen zijn hier overbodig. Als het nog wanhopig spartelt, is het zeker vers. Sommige vissen zouden zo terug kunnen hoppen naar de zee als ze hun energie wat gerichter zouden inzetten.

En dan Cherating: een lekker rustig plaatsje aan het strand. De straffe wind maakt de hitte draaglijk. We huren een mooi hutje en voelen ons weer senang op de veranda, en op ons het strandterras van ons favoriete Thais/Chinese restaurant.

De mannen in dit dorp zijn flink aan het batikken. Laat ik nou altijd gedacht hebben dat batikken een soort kantklossen is, waarschijnlijk vanwege het tikken. Ik ben ook maar een handwerk-nitwit. Ellen legt me fijntjes uit hoe het werkt. Met een olie-achtige substantie wordt een patroon op een doek geschilderd, waarna het inkleuren een Ravensburger klusje is. Iedereen-kan-batikken! “No artistic talent needed” zeggen de workshop-posters inderdaad. Ik weet het niet hoor…

Verscheidene windsurfers wagen zich op de zee. Ik denk dat ik na dik vijftien jaar zo weer wegvaar, maar Ellen vertrouwt het voor geen meter (windsurflessen…duhh!). We gaan het later nog wel testen maar u kunt vast inzetten. Onder de juiste inzenders verloot ik een hip Cathay-Pacific keycord waarvan Ellen al twee weken denkt dat ik het heb weggegooid.

Dinsdag 11 mei nemen we de bus naar Kuala Besut, en vandaar de boot naar de Perhentian Islands, , in het bijzonder Kecil (= klein). Dit is volgens velen het mooiste wat Maleisië te bieden heeft in de categorie tropische eilanden. Bij aankomst vallen we echter in een dip. Het is er druk, alle kamers zijn vol of duur of vies. We nemen genoegen met een hutje in de laatste categorie. Ellen wordt lekgeprikt door beestjes – waarschijnlijk sandflies – die zich kennelijk niet laten afschrikken door 40% DEET, muskietennetten, antimuggenwierookspiraaltjes (galgje!) en ventilatoren. Het is een biologisch wonder maar Ellen zit er mooi mee. Mijn darmen protesteren zwakjes, terwijl het eten hier westerser is dan elders. Of zou die smerige halve zak gedroogde mango’s me parten spelen? We willen vroeg slapen, maar het licht is nog geen minuut uit of naast ons wordt een geluidsinstallatie getest. We worden toch niet urenlang aan live-muziek onderworpen? Erger: Karaoke. Maar laten we niet overdrijven; voor hetzelfde geld zit je in een Thaise gevangenis, of ga je naar de haaien. En dat laatste, dat doen we dus maar.

De haaien zijn binnen het bereik van de snorkelaar! En vice versa – het is hier immers geen dierentuin. En nou weet ik wel: er zijn vele soorten haaien waarvan de meeste vegetarisch zijn (veganistisch als je het mij vraagt; ik neem aan dat ze zuivelproducten en leren schoenen ook laten voor wat het is), en slechts enkele soorten eten mens, en dan ook alleen maar als ze besluiten dat je een zieke zeehond bent – maar toch, je checkt nog even je verzekeringsvoorwaarden. Snorkelen geen adrenalinesport? Ik dacht het niet. Na onze eerste nacht op het eiland, als we het leven weer zonnig zien, boeken we een snorkeltripje. Een eenvoudig boottripje langs vijf mooie snorkelplaatsen, waaronder dus “shark point” en ook “turtle point”. Dit zijn de dingen die het leven van de backpacker zin geven! Een donkere plek op de bodem kan een schildpad zijn; een duik naar de bodem geeft uitsluitsel. We vinden een geweldig groot exemplaar. Ellen heeft het geluk dat het dier tegelijk met haar naar de oppervlakte zwemt om voor een kwartier lucht in te slaan. Een spirituele ervaring voor de nuchtere Twentse blondine. En dan die haaien: Ellen wijst me al snel een  silhouet in de verte, en even later draaien er drie hun rondjes recht onder mij. Gelukkig blijven ze constant op een paar meter diepte – ik weet niet of ik al toe ben aan een face-to-face meeting. Zouden vliegtuigbouwers veel naar haaien hebben gekeken? De overeenkomst qua stroomlijn is opvallend. Ik schat ze zo’n 1.5 meter. (Groot is mijn teleurstelling de volgende dag als ik een colablikje op de zeebodem ontwaar; door mijn duikbril lijkt het wel de helft groter. Kennelijk waren “mijn” haaien dus maar een meter lang.) Verder zien we tijdens het snorkelen wederom veel prachtige vissen en koralen. Meesterlijk hoe duizenden vissen instantaan dezelfde kant op kunnen zwemmen. Als ik ooit nog Managementgoeroe wordt neem ik de vissenwereld als voorbeeld. En dan, tegen het eind van de trip: gevonden! Nemo speelt verstoppertje in een zeeanemoon, met een paar collega-clownsvissen.

Het eiland gaat ons steeds beter bevallen. We zwemmen en lezen wat, en we Karaoken mee met de Lokale Bevolking. Dat laatste waarderen ze duidelijk meer dan ons aanvankelijke gegniffel om hun kattengejank. Karaoke is hier een serieuze zaak. We vermaken ons urenlang met letterlijk helemaal niks. Wat eet jij? Ham-and-eggs. Hemmeniks? Hemmeniks! Etcetera. We maken een wandelingetje door de jungle naar de andere kant van het eiland, en ’s avonds springen we eens in een spontaan georganiseerde “sunset-cruise” om de zon in de Zuid-Chinese Zee te zien zakken: pure romantiek.

En ach ja, die medereizigers. We komen natuurlijk ook wel “gewone” mensen tegen, maar die halen doorgaans ons verslag niet. Een Amsterdams trio wel: “Na een week weet je een beetje wat je ken bestellen hè”, en ze vragen alledrie om een tosti met patat. “Zit er wel mayo bij?”

Na een dag of vijf besluiten we dat we hier genoeg kokosmilkshakes hebben verorberd, en dat het tijd is om verder te gaan. We nemen de slow boat naar Kota Bahru. Halverwege slaat de motor af en horen we een plons. De schipper is in het water gesprongen om de schroef te bevrijden uit een kluwen visnet. Met een aardappelmesje! Ellen biedt hem meerdere malen ons duikmasker aan, en besluit uiteindelijk zelf poolshoogte te gaan nemen. Heldhaftig duikt ze in haar ondergoed (oké, en een T-shirtje) het water in. Duiken, een paar halen met het mesje, en weer lucht happen. Onbegonnen werk! Na urenlang geklooi staat de schipper op het dak met een rode handdoek te zwaaien, en krijgen we al snel een sleepje. Zijn humeur heeft er niet onder geleden, integendeel. Hij is zojuist getuige geweest van een grote blonde vrouw die zich op zijn achterdek eventjes discreet dacht om te kleden.

Uitgehongerd vergrijpen we ons in Kota Bahru aan een Big Mac, en tikken we ons webverslag in – waarvan akte. Morgen gaan we via Ipoh naar de Cameron Highlands.

Leuk dat we af en toe reacties ontvangen! We kunnen helaas niet altijd alles beantwoorden want Internettijd is schaars – daarom natuurlijk ook deze website – maar de mailtjes worden zeker gewaardeerd!

Tenslotte, for the record: Hoogtepunt: schildpad (E), haaien (S), Ellen (schipper) Laagtepunt: sandflies (E), nachtrust (S)
Oja, de toegift, speciaal voor hen die denken dat de Buddha alleen maar goedaardige zweverigheden uit:

“Why is it that some people are born with hare-lips? It is because in the past they used hooks to fish, causing much hurt to the fish.”

En deze dan:

“The reason why one is always mistakenly thrown into prison is because in one’s past life, one often put animals into cages.”

“If in the past, we always looked down upon others, in this life we will be born undersized and dwarfish.”

(Uit: “Cause and Effect”, translated by K.J. Teoh Teoh Hai Siang; gratis verspreid in een Buddhistische tempel in Singapore.)

Dat je het maar weet. Tot later!

Verboden vrucht

Verslag 4: 17 – 24 mei 2004

Beste weblezers en -essen, Hadden we de vorige keer nog stoere verhalen over haaien (blue-tipped reef sharks, voor de volledigheid) en schipbreuk, deze episode is een stuk minder wild. Niet dat we levensmoe zijn – integendeel – maar een noodtoestand in Ellens darmen dwingt ons om hele middagen te zitten jokeren op de veranda, op sprintafstand van het toilet. Die noodtoestand is inmiddels opgeheven. En we hebben ons beiden overigens prima vermaakt; leest verder.

Op 16 mei waren we na de “ongelukkige” boottocht aangekomen in Kota Bahru, een plaats bij de grens met Thailand. ’s Avonds werd vlak bij ons hostel de Pasar Malam – de avondmarkt – opgebouwd. Dit is net als de (Indische) versie in Den Haag, maar dan anders, vermoed ik. Hier geen dansacts en andere culturele uitspattingen, maar enkel eten, eten, eten en drinken (non-alcoholisch). En bij elk kraampje staat een TV. We eten een gastronomisch verantwoorde bananen roti (soort pannenkoek) en ik bestel een Tom Yam soep waar een vuurspuwer wel raad mee zou weten. Een meisje bij een snoepkraam raakt heel terloops Ellens arm aan als we langslopen. Even voelen of ze wel echt is.

Het hostel heeft een bescheiden VCD-collectie. “Johnny English” met Rowan Atkinson willen we graag nog een keer zien, maar de beeldkwaliteit is niet om over naar huis te schrijven (wat we nu dus toch doen). Duidelijk een bootleg; zelfs het gegiechel van het publiek staat er luid en duidelijk op, ook dit is Azië.

De jongen die de volgende ochtend onze roti canai bakt, herkent ons als Hollanders en dat is de aanleiding voor een lange monoloog. “Marco van Basten!”… 1974 World Cup Final!…1978 World Cup Final!… Johan Cruyff!….Ruud van Nistelrooij! Etc etc, je kent het wel. Is de bekendste Nederlander al gekozen? Als de hele wereld mag stemmen, wordt het zonder twijfel een voetballer.

We nemen de bus via Ipoh naar de Cameron Highlands, het meest bekende hill-station van Maleisië. Het ligt grofweg tussen 1300 en 1800 meter hoogte en het is er dus koel. “An easy spot to meet fellow teadrinkers” wordt ons beloofd. Cameron Highlands staat dus bekend om z’n theeplantages, maar ook de jungle trails en fruitfarms zijn in trek.

Hoewel de eerste etappe van de bus naar Ipoh flink langer is dan we dachten, hoeven we gelukkig niet in Ipoh te overnachten. Ipoh is een stad met een hoerenprobleem (volgens de Lonely Planet) en het smerigste toilet tot nu toe (volgens ons). In het donker rijden we het gebergte in. De buschauffeur gooit ons met Formule 1 enthousiasme door het ontelbare aantal haarspeldbochten. Lang leve de reistabletten. Bij het uitstappen in Tanah Rata worden we overvallen door een bende vasthoudende doch vriendelijke ronselaars – allemaal Indiërs – die ons de beste hotelkamer in town willen verkopen. We negeren ze voor zover mogelijk en vinden een prima hok in “Twin Pines”. En daar blijven we dus een weekje, in afwachting van stabielere darmen, en ook omdat het er gewoon leuk is. Allerlei sympathieke vogels ontmoeten we er. Een paar Engelsen met groot gevoel voor humor, een Belg die een jaar onbetaald verlof heeft genomen – wat heet onbetaald: hij krijgt van de regering zo’n 400 euri per maand als beloning voor dat hij zijn baan tijdelijk aan een ander gunt. België rules! – en een Australische meesterversierder met grote belangstelling voor de theoretische fysica. (Ik denk “Wij kunnen veel van elkaar leren”, maar what the heck, ik ben getrouwd!). Hilarisch is ook het verhaal van een Nederlands stel over hoe Maoïstische rebellen in Nepal te werk gaan als ze je overvallen. Ze verzoeken je (vriendelijk) al je bezittingen af te staan, en geven je dan een reçuutje mee voor de verzekering! Dit zijn geen rebellen meer, dit zijn ambtenaren.

We boeken een middagtripje langs een aantal agriculturele bezienswaardigheden van de highlands. Klinkt misschien bejaard, maar het was eigenlijk best leuk en in ieder geval darmvriendelijk. We worden in een straf tempo langs een theeplantage, een rozentuin, een bijenfarm en een aardbeienfarm gereden. Als laatste bezoeken we een vlinder- cq insectentuin. De natuur doet ons weer versteld staan. We vergapen ons aan fantastisch gecamoufleerde leaf insects (een blad met pootjes), wandelende takken (van 30 cm) en sprinkhanen (vuistgroot). In de bijbehorende winkel verkopen ze opgezette vlinders met slangenpatronen op hun vleugels. Oké, het is dan wel een dode vlinder met een speldje door z’n lijf, maar dat maakt het er niet minder indrukwekkend om.

Als Ellen redelijk hersteld is wagen we ons aan een jungle trek. Aanvankelijk lijkt het meer op een boswandeling, maar we wijken per abuis af van de “easy stroll” en zo wordt het toch nog een heftig tochtje. De volgende – en laatste – dag in de highlands kiezen we bewust voor een serieuze route de berg op, en die krijgen we ook. Het begin roept bij mij nare herinneringen op aan het wandrek in het gymnastieklokaal, maar het is vooral een kwestie van gestaag doorkachelen en dat kan ik dan weer wel. Met de durf en techniek van Ellen en mijn conditie valt er misschien een redelijke bergbeklimming van te maken.

Op culinair vlak wil ik de Durian nog even vermelden. Deze vrucht – groot als een flinke kokosnoot en voorzien van keiharde stekels – is verboden in het hostel en op veel andere openbare plekken. We weten inmiddels waarom: het is de meest onwelriekende vrucht, of überhaupt het smerigste dat bestaat. Achteraf zijn alle poepluiers en kotssessies die we vermeenden te ruiken te herleiden tot de durian. Het smaakt als verrotte zoete ui. Toch wordt het lustig verkocht, en er worden zelfs milkshakes van gemaakt. En dan wordt het ook nog aangeprezen als Durian Belanda; Hollandse Durian. Zou dat een postkoloniaal plaagstootje zijn?

Intussen hebben we via internet een retourtje Kuala Lumpur – Bandung (Java) gekocht bij Air Asia, een lokale prijsstunter. De 24ste mei bussen we naar “Kee El” (heel cool uitspreken), de hoofdstad. ’s Avonds gaan we in de Petronas Towers naar de film: Shrek 2. The sequel is ook een aanrader! Kuala Lumpur is vreselijk hectisch na de Cameron highlands, maar die Petronas Towers en omgeving laten wel even zien dat dit geen ontwikkelingsland (meer) is.

Selamat Jalan

Rat in the kitchen

Verslag 9: 23 juni – 30 juni 2004

De 23e juni vliegen we terug van Bandung in Indonesië naar Kuala Lumpur. Ook wereldreizigers hebben behoefte aan routine, dus gaan we weer naar de Petronas Twin Towers voor sushi en film. We vermaken ons uitstekend in dit hypermoderne centrum, zeker ook in de enorme boekwinkel. We zouden zo twee rugzakken vol willen laden – maar helaas, dat ken net.

Van tevoren dachten we dat Indonesië en Maleisië wel veel op elkaar zouden lijken, maar nu we weer terug zijn in KL is het contrast toch wel groot. Indonesië is in veel opzichten erg extreem. Zo zijn de contacten met de lokalo’s vaak hartverwarmend, maar soms razend irritant, en zo zit je het ene moment tussen de prachtige rijstvelden en het andere moment in een smerige stad (waarin je dan weer een prachtig schone en rustige hotelkamer hebt). Maleisië is een stuk welvarender en gematigder en verdient het predicaat “Easy Asia”. Het is gewoon een prettig, schoon, stabiel, en goed georganiseerd land. De mensen zijn vriendelijk en laten je wat meer je gang gaan dan in Indonesië. Het enige negatieve wat ik kan bedenken is de vreselijke muzak in hotels, restaurants en bussen. Altijd diezelfde Top 2000 aller tijden knuffelrock, al dan niet vertaald in het Bahasa Malaysia. En ik hou zo van lezen… Ellen daarentegen heeft er weer helemaal geen last van en leest er gewoon doorheen, maar gruwt van de koude tocht in de bussen.

Ons hotel in KL, le Village, is een typische backpackershangplek, met neohippies voor de TV, een keuken, en zelfs gratis drinkwater. Maar dat laatste compenseert niet voor de abominabele bedden…en de ratten! Ellen was bij binnenkomst gewaarschuwd voor de rondlopende kat. Er was even een misverstandje of ze het niet over een rat hadden, maar die suggestie werd lachend van de hand gewezen. ’s Avonds krijgen we toch het advies om geen voedsel te laten liggen, en al snel zien we inderdaad de eerste rat door de gemeenschappelijke ruimte schieten. ’s Nachts schrik ik met een schreeuw wakker – ik probeerde een rat van mijn kussen te duwen, maar dat bleek mijn kussen zelf te zijn. Ellen is nu helemaal van de kook. Als ik haar ’s nachts naar het toilet heb geëscorteerd besluiten we maar het beste te maken van ons gebrek aan nachtrust, en we voegen ons bij een clubje voetbalfans voor de TV in de gezamenlijke ruimte. We zien hoe Duitsland verliest van de Tsjechen, terwijl een rat tussen mijn benen door de woonkamer instuift. We durven onze voeten niet meer op de grond te zetten! We proberen nog wat te slapen, en taaien ’s morgens vroeg af naar het hotel waar we de vorige keer hadden overnacht. Het is ietsje duurder en minder sfeervol, maar dat hebben we er nu graag voor over. We zijn nog wel een beetje schrikachtig voor alles wat over de grond beweegt – en we zullen voor altijd Duits voetbal met ratten associëren. We troosten ons met sushi en film (Shrek 2 blijft leuk!), en natuurlijk de wetenschap dat Oranje door is naar de volgende ronde.

’s Avonds bestijgen we de KL Tower, een 400+ meter hoge communicatietoren. Het uitzicht is mooi, ondanks de zware smog die het gevolg is van jaarlijks terugkerende branden aangestoken door Sumatraanse boeren “aan de overkant”. Deze smog is ook de vermoedelijke oorzaak van een flinke acne-aanval op Ellens gezicht.

De volgende dag gaan we naar de Batu Caves, een enorme grot ingericht als Hindoeïstische tempel. Het stikt er van de apen, en aapmensen die de apen pinda’s voeren. Jammer dat ze niet een paar ringgit entreegeld heffen; dat zou een hoop graffiti en andere troep buiten houden. Desondanks is het best bezienswaardig. We hebben honger en gaan zitten in een Chinees tentje. Hoewel iedereen er van alles eet, kunnen we maar een ding bestellen: vogelnestjessoep. Dat doen we dus maar. Het blijkt een koud, smakeloos bakje suikerwater te zijn met wat sliertjes op de bodem, en het kost net zoveel als een uitgebreid Japans (!) maal de dag ervoor. Dat is even slikken. Het zal wel een heel bijzonder vogelnestje geweest zijn, Feng-Shui gecertificeerd en al.

Na twee dagen KL en al bijna twee maanden op wereldreis zijn we wel toe aan een paar daagjes vakantie. We nemen de bus en de ferry naar Pulau Pangkor – een eiland aan de westkust – en tasten daar ietsje dieper in de buidel voor een kamer met TV. We kopen een zak chips, zetten de wekker op half drie, en zien hoe Oranje zich verlost van de penalty-vloek. We krijgen van diverse kanten updates gemaild over de ontwikkelingen in het EK – heel aardig, maar ook tot onze eigen verbazing niet nodig! Alles ruikt hier naar Europees voetbal. Als we moeite doen kunnen we iedere wedstrijd zien, en anders vernemen we het resultaat wel uit de krant of op straat. Sommige kranten delen zelfs gratis Euro 2004 bijlagen uit. Wat er verder in de wereld of in jullie persoonlijke leven gebeurt, blijven we natuurlijk wel graag horen!

Pal naast ons balkon op Pulau Pangkor staan een kokosnotenboom en een elektriciteitspaal die beide rond zonsondergang worden gefrequenteerd door een clubje Toekan-achtige vogels – Hornbills blijken het te zijn. Zeer mooi is dat. Op een gegeven moment zat er zelfs een aan onze balkondeur te knagen met z’n enorme snavel. Ze staan op de foto.

We zijn nu in Georgetown/Penang. Mijn lieftallige echtgenote keek hier al een week als een kind naar uit, vanwege 1 zinnetje in de Lonely Planet: “Georgetown has an excellent range of Chinese eateries that are packed with people feasting on dim sum in the morning.” De volgende keer meer hierover!

De serveerster beslist

Verslag 10: 30 juni – 3 juli 2004

We hebben ons voor een paar dagen genesteld op het eiland Penang in de gelijknamige stad – ook wel Georgetown genoemd. Penang was oorspronkelijk een Britse nederzetting, net als Melaka en Singapore gelegen aan de strategisch zeer belangrijke straat van Melaka. Zoals op de meeste plekken in ZO-Azië, en eigenlijk heel de wereld zijn veel Chinezen naar Melaka gemigreerd, in dit geval zelfs zoveel dat Penang een grotendeels Chinese stad is. Vandaar ook die restaurantjes waar Ellen zo onweerstaanbaar door wordt aangetrokken. Vlakbij ons hotel zit er één, gespecialiseerd in dim sum. Voor wie het niet weet: Dim sum zijn de Chinese tapas, kleine deegzakjes of -balletjes gevuld met alles wat de Chinees maar wil eten. Ellen had voor ons vertrek duidelijk gemaakt “dat we echt niet iedere dag drie keer in een restaurant gaan zitten”, en als Ellen iets plant gebeurt het. De meeste dagen komen we wel aan de vier.

Wie alleen de typische Nederlandse Chinees kent, kan hier nog wel eens verrast worden. Zoals bekend is “onze Chinees” sterk beïnvloed door de Indonesische keuken. Verwacht hier echter geen lampionnetjes, rood tapijt en overdreven beleefde bediening. Een Aziatisch Chinees restaurant is een betegelde ruimte met enkel tl-balken en ventilatoren aan het plafond. Het eten wordt opgediend op oranje plastic campingbordjes die na gebruik met een grote armbeweging in een grote teil worden gemikt. In dit restaurant in Penang hebben ze een opvallend glossy uitgevoerde menukaart, maar als we willen bestellen kijkt de bediening alsof ze de kaart voor het eerst zien. Dan maar gewoon aanwijzen op de karretjes die het restaurant worden rondgeduwd. Onze wensen worden “meegenomen”, maar uiteindelijk beslissen de serveersters. Zij lopen rond als strenge schooljuffen die het beste  met ons voor hebben en schouderklapjes uitdelen als je je bordje leegeet, “You eat! Good, Chinese!”. En gelijk hebben ze. Hoewel ik niet zo’n uitgesproken dim sum fan ben als Ellen, kan je mij altijd wakker maken voor een varkentje in zoetzure saus of een koe in oestersaus. De vraag of je Chinese thee wil drinken is hierbij bijna retorisch. Waarom ook niet; het is gezonde jasmijnthee en als het potje leeg is vraag je om een refill. De enige keer dat we de bediening een glimlach weten te ontlokken is als we vragen om een sapje. Niet dat we niet zonder kunnen, maar onze reisgids raadde het rietsuikersap (canejuice) hier speciaal aan. “No juice…Chinese tea!”

We snuffelen wat rond in een Chinees winkeltje en vinden onder andere de beruchte vogelnestjes, je weet wel, waarvan de soep duur wordt opgediend. We weten inmiddels dat het echte vogelnestjes zijn, die grotten worden verzameld, en dat ze gemaakt zijn van takjes die door de vogeltjes eerst zijn opgegeten en daarna weer zijn uitgekotst. Yummie!

Zoals niet ongebruikelijk in een Chinatown lopen er heel wat ratten over straat, maar gelukkig is ons guesthouse het toonbeeld van hygiëne. Ook niet ongewoon is dat de binnenmuren van de hotels lager zijn dan het plafond. “Slam slam slam”, jammert de buurvrouw als ik ’s morgens de deur te hard dichtklap. Ik deed het niet expres, maar het had gekund als wraak voor hun gekwetter de avond ervoor. Toch is burengerucht geen serieuze ergernis op wereldreis (tenminste niet voor ons…). Je krijgt ook niet de kans om langdurige vetes op te bouwen. En, wat ook scheelt, je hoeft de volgende dag nooit naar je werk. Slaap is geen schaars goed voor de wereldreiziger.

Penang ligt tegen een heuvel waarop de Britse kolonisten verkoeling zochten. Helaas blijkt het bergtreintje buiten werking in afwachting van een nieuwe kabel uit Zwitserland. We bezoeken de nabijgelegen Kek Lok Si tempel, de grootste boeddhistische tempel in Maleisië, . Zo compenseren we ons karma weer een beetje na het overslaan van de Borobodur. En het is nog mooi ook, met een vijvertje tjokvol schildpadden en muziek die Ellen doet denken aan power-yoga. Twee Nederlandse jochies proberen de heilige gong uit, aangemoedigd door hun ouders. “Toe maar Joris, nog een keer, harder!”

De shopping-mall in Penang doet denken aan die in Kuala Lumpur. We bekijken er “Spiderman 2”; een aardig spektakel, maar het script moeten ze echt nog even kritisch doornemen. En we eten Japans – er begint zich een patroon af te tekenen. Dit keer geen sushi, maar iets onbestemds waar we allebei tegelijkertijd erg vreemd en zweterig van worden. We verdenken de paddenstoelen en maken een benauwd half uurtje door. Maar we leven nog, en missen voor zover we het weten geen geld, of organen.

Starbucks is ook vertegenwoordigd in de mall. De naam suggereert dat een kopje koffie hier een astronomisch bedrag kost. Nou lijkt me dat wat overdreven, maar het kost toch verdorie bijna net zoveel als een kopje vogelnestjessoep – dus geen dagelijkse kost voor de backpacker. “Toch wil ik het een keer proberen” zeg ik, en prompt ligt er 25 ringgit voor ons op straat. We hebben de truc nog vele malen herhaald, helaas zonder succes. Wel komen we een dag later thuis wegens een prijs in de staatsloterij – dat wilden we jullie nog vertellen.

Vanuit Penang nemen we de bus naar Krabi, aan de Westkust van Thailand. Ons oorspronkelijke plan om nog een maand naar Sumatra te gaan hebben we overboord moeten zetten wegens (te) strenge visum-eisen en nog wat obstakels zoals malaria en bosbranden. Zuid-Thailand lijkt ons een goede tweede keus. Maleisië is voorlopig mooi geweest, maar we komen nog terug voor Melaka, en voor onze vlucht van Singapore naar Darwin (Australië).

Onomatopee

Verslag 12: 15 – 18 juli 2004

Vanuit Hat Yai (Thailand) zijn we via Kuala Lumpur afgezakt naar Melaka, voorlopig ons laatste doel in Maleisië. Melaka is een historische havenstad die ooit werd geregeerd door de Nederlanders, na de Portugezen en voor de Engelsen. Diverse gebouwen herinneren nog aan deze geschiedenis. Middenin het centrum staat ’t Stadthuys en even verderop is een replica van een Portugees schip ingericht als een maritiem museumpje. Niet zo mooi als “onze” Batavia…maar toch wel een kijkje waard. Dat vind ik althans; volgens Ellen is het het saaiste museum ooit. Ik moet haar wel gelijk geven dat Melaka een beetje een openluchtmuseum is met alle toeristenpoespas eromheen.

We kopen nog wat kleren voordat we weer de westerse wereld in gaan, en worden verrast door een Singaporees schoolkoortje dat de sterren van de hemel zingt. Heftige regenbuien dwingen ons een halve dag in de bioscoop door te brengen, waar we op de valreep nog kennismaken met een onverwacht aspect van de Maleisische cultuur: censuur. “The Prince and I”, een romantische komedie, vertoont enkele opvallend abrupte scene-overgangen. Bij “King Arthur” mogen we helaas geen getuige zijn van zijn ontluikende liefde voor Guinevere. En dat terwijl het de enige vreedzame scene is in een urenlange slachtpartij… Maar ja, hadden ze ook maar eerst moeten trouwen in plaats van aan het eind van de film. Knip!

Na twee dagen Melaka vertrekken we ’s morgens naar Singapore. We willen er nog een middagje rondlopen voordat we ’s avonds naar Darwin vliegen, maar we kunnen helaas nergens onze bagage opslaan. Dan maar wat rondhangen op een terras.

Hoewel de laatste twee weken bij vlagen een beetje doelloos waren, hebben we het erg naar onze zin gehad in Azië, en we kijken uit naar ons tweede “Azië-blok”. Maar eerst gaan we een half jaartje met het stuur in eigen hand door Australië en Nieuw Zeeland cruisen. Met dat vooruitzicht stappen we in de Boeing – waarvan je altijd weer hoopt dat het geen onomatopee is.