Laos

Cultuurkloof

Verslag 25: 2 – 14 maart 2005

We zijn van China over land naar de grens met Laos gereisd. Het is even spannend of we aan de grens een visum kunnen krijgen; volgens onze informatie moest het kunnen, maar de regels schijnen vaak te veranderen. Onze zorgen blijken niet nodig; voor dertig dollar per persoon mogen we hier veertien dagen blijven. Dat had trouwens vijftien moeten zijn; ze hebben ons een dag door de neus geboord. Veel is het niet, zeker niet in een land waar reizen zoveel tijd in beslag neemt. Maar we hadden toch niet veel langer kunnen blijven; op 26 maart hebben we namelijk een eetafspraak in Saigon.

Wat een verschil maakt een grens. Zoveel herrie als de Chinezen maken, zo rustig zijn de Laotianen. Soms maken ze een wat gelaten indruk, maar meestal wordt je hier erg vriendelijk toegesproken. Sabaideeee! Een ander verschil met China wordt duidelijk in de talloze bergdorpjes waar de bus ons langs rijdt. Het zijn middeleeuwse dorpjes, maar stuk voor stuk zien ze er uit als vers aangeharkte tuintjes. Er is geen rotzooi te bekennen.

Onze eerste stop in Laos is in Luang Nam Tha, een stoffig dorp in het noorden, waar we een paar dagen verblijven. Met het verkennen van de omgeving wil het deze dagen niet zo opschieten; het bekende liedje van knie-onvriendelijke fietsen en van bezienswaardigheden die onmogelijk te vinden zijn. We lezen overal dat er een zijdefabriek moet zijn maar niemand kan ons wijzen waar. Zelf ben ik sinds we de grens over zijn snipverkouden, wat de trek in grootse activiteiten ook wel enigszins onderdrukt.

Als verwende westerse tourist is het even slikken in Laos. In het hele land is geen internationale pinautomaat te vinden. Geen probleem, je moet gewoon voldoende dollars op zak hebben om om te wisselen. Taxi’s zijn hier ook schaars; in plaats daarvan is er de tuk-tuk (onomatopee!), een brommer met laadbak. Voor de langere afstanden is er de keuze tussen de bus…en de bus. Vliegen met Lao Aviation wordt door de Nederlandse regering afgeraden “vanwege achterstallig onderhoud”. Klinkt als russische roulette – zou je als passagier kansspelbelasting moeten betalen? Onze reisgids geeft iets meer details weg. Piloten van Lao Airlines moeten soms puur op hun ogen afgaan, wat inhoudt dat er niet geland kan worden bij bewolkt weer. Wachten op een gaatje, blijven rondcirkelen, uitwijken naar een ander vliegveld, bijtanken, opnieuw proberen… Hou maar op, wij nemen de bus.

De rit van Luang Nam Tha naar Luang Prabang zou volgens de optimistische schatting 7 uur moeten duren, maar pas tieneneenhalf uur later komen we aan. Luang Prabang is gebouwd op een landtong tussen de Mekong en een zijstroom. UNESCO heeft de stad uitgeroepen tot werelderfgoed. Zelfs mensen die naar eigen zeggen “normaal niet zoveel met tempels op hebben”, prijzen de exemplaren die in Luang Prabang te bezichtigen zijn. Er staan inderdaad een paar mooie tussen. Ook erg prettig is dat Luang Prabang voor een Aziatische stad erg rustig is, zeker verkeerstechnisch. Vergelijk het maar met Deventer.

Van alle landen die we bezoeken is Laos wellicht het minst in het nieuws. Daar mag je niet de conclusie aan verbinden dat het een landje is als Zwitserland of Costa Rica waar zelden iets gebeurt. Nog in de jaren zestig en zeventig woedde hier een hevige burgeroorlog, tussen royalisten en communisten ondersteund door Amerika respectievelijk Noord-Vietnam, China en de Sovjet-Unie. Dankzij de Amerikanen geldt Laos als het zwaarst gebombardeerde land ooit. Veel hebben ze niet bereikt met hun “carpet bombing”. In 1975 werd de Democratische Volkrepubliek Laos uitgeroepen en werd de koninklijke familie verbannen naar het noorden.

Op wat incidenten na is het nu rustig in Laos, en wordt het land gebombardeerd door toeristen. Wij hadden het niet verwacht, en het doet ons een beetje terugverlangen naar China en Indonesië. Misschien heeft de tsunami-nasleep veel toeristen van Thailand naar Laos gedreven? Veel Fransen en Fransachtigen lopen hier rond, en een Zwitser in volledig scoutinguniform die overal opduikt als in een absurde sketch. Ook de oudere generatie is opvallend sterk vertegenwoordigd, vooral in Luang Prabang.

Naast een paar tempels bezoeken we het voormalig koninklijk paleis. Sinds de revolutie is het paleis een museum geworden. Grote vraag die blijft hangen: waar is de koninklijke familie nu? Het schijnt dat er na hun verbanning nooit meer iets van gehoord is. Ik vrees dat we ze definitief als vermist moeten beschouwen. Het meest interessante aan dit soort paleizen vind ik de geschenkenafdeling. Naast allerlei vazen van China en Japan ontving het koningshuis een theeservies van Generaal de Gaulle, en een houten kast van een VOC-vertegenwoordiger om de handelsbetrekkingen met het koninkrijk op te warmen. Van president Nixon ontving de familie een mini-maanlander en een maansteentje, met daarbij de trotse mededeling dat de Yanks de vlag van Laos op de maan hebben laten liggen. De voormalige Sovjet-Unie schonk een aantal speldjes, van het type dat je in Moskou overal op straat kan kopen. Ik heb er nog wel een paar van op zolder liggen. Ach nee, ik heb geen zolder meer.

Van Luang Prabang gaan we naar Vang Vieng, zo’n 150 kilometer zuidelijker. Het mooie aan Vang Vieng is de ligging, aan de Mekong, met aan de overkant de grillige pieken van het karstgebergte. Minder gecharmeerd zijn wij van de hippiecultuur. Je krijgt hier de indruk dat dreadlocks de meest voorkomende reizigerskwaal is. In de hoofdstraat is bijna geen eettent te vinden waar je normaal kan zitten. Overal staat de TV luid aan; de dames kijken Friends, de heren voetbal. Veel restaurants hebben hun tafelpoten gehalveerd en de stoelen vervangen door kussens. Het zit natuurlijk voor geen meter, maar de jongens en meisjes hebben elkaar wijsgemaakt dat het comfortabel, of cool, of cultureel verantwoord is, om in de kussens te hangen in een slobberige pyjamabroek. Ondanks deze cultuurkloof is er één ding waar de hippies en wij het roerend over eens zijn, één ding dat ons gezamenlijk gegijzeld houdt in het Land van de één Miljoen Olifanten: Bier Lao.

Onafhankelijk onderzoek heeft namelijk uitgewezen dat Bier Lao één van de beste pilsjes ter wereld is. Er is inderdaad niets mis me; het is lekker zacht, en toch prikkelend. Bier is in Azië sowieso wel een aanrader; wat mij betreft een stuk beter dan het Angelsaksische drab dat ze je in Australië of Nieuw-Zeeland voorschotelen.

Omdat een bezoek aan Laos niet compleet is zonder een boottochtje over de Mekong, boeken we een kanotrip. De peddelinstructie vooraf bestaat uit wat vaag gemompel en gezwaai, en duurt 20 seconden, net genoeg om te ontdekken dat een peddel een linker- en een rechterkant heeft. Waarschijnlijk moet ik herontdekken schrijven, want ik ben tenslotte jarenlang lid geweest van een kanoclub. (Is het me toen eigenlijk wel opgevallen? Beste ex-clubgenoot, jij hebt dit verslag kennelijk op eigen kracht gevonden, maar wil je alsjeblieft niets tegen de rest vertellen? Mijn reputatie als wildwaterspecialist staat op het spel.) (Oh ja, was jij dat die altijd riep dat ik als een zoutzak in de kano zat? Je zou voor de grap eens moeten kijken wat hier allemaal op de Mekong drijft. Hele volksstammen laten zich met een tuk-tuk een paar kilometer stroomopwaarts rijden, om vervolgens hangend in een traktorbinnenband terug te dobberen. Tubing heet dat, en het is big business in Vang Vieng. Langs de rivier zijn allemaal steigers gemaakt waar je kan aanleggen voor een Bier Lao, of voor een sprong van een bamboe duiktoren. Die afleiding heb je als Tuber ook wel nodig; door de langdurige droogte kan het een eeuwigheid duren voor je terug bent. Ben je trouwens niet trots op me dat ik een echte kano heb verkozen boven een tube?)

Het is interessant om te zien hoe inventief  de locals omgaan met de Mekong. Naast tubing is bruggenbouw een bloeiende business. Op diverse plekken staan gammele bamboe bruggetjes waar serieuze tolbedragen voor worden geheven. Auto’s, brommers, en fietsen worden gewassen door ze de rivier in te rijden. In de ondiepe gedeeltes worden koeien uitgelaten. Vrouwen doen de was in de rivier, en wassen er zichzelf, met al hun kleren aan. Tenslotte is de Mekong natuurlijk het riool van China, Birma, Thailand, Laos, Cambodja en Vietnam. We proberen dit even te verdringen als we van een duikplank afspringen – wat niet meevalt als er net een drol voorbij drijft. Overigens schijnt het hier met de gezondheidsrisico’s mee te vallen, anders dan in de delta in Vietnam.

Tussen het kanoën door maken we een korte maar pittige wandeling naar een grot, een echte wel te verstaan, dus niet zo een als laatst in China met overal rode en blauwe lichtjes en houten boardwalks. Gelukkig laten onze zaklampen het niet afweten. We zien geen vleermuizen hangen, hoewel ze hier ongetwijfeld zitten. Iedere avond rond dezelfde tijd, vlak voor zonsondergang, wanneer de tubers massaal hun oranje traktorbanden naar huis brengen, zien we hoe een enorme zwerm vleermuizen uit de grotten langs het karstgebergte vliegt. Het is een fantastisch gezicht.

Als we ’s avonds bijkomen van de kanotocht zitten we opeens zonder elektriciteit en water. Even later blijkt waardoor: verderop in de straat staat een huis in brand, een restaurant annex kanoverhuurbedrijf dat net een paar jaar open was. Brandweer is er niet in Vang Vieng, dus men wacht af tot het vuur uit is. Met emmertjes water proberen de locals te voorkomen dat de brand overslaat naar de buren, wat ze overigens redelijk lukt. Maar het is een tragisch gezicht, al die schreeuwende mannen op hun slippertjes. Toevallig hadden we onze hotelbaas net vandaag gewezen op een gevaarlijke lichtschakelaar in onze kamer. Geschrokken door de brand neemt hij zich voor om alle kamers aan een extra controle te onderwerpen. Hij vertelt ons dat brand hier ondanks alle houten gebouwen verrassend weinig voorkomt.

De volgende ochtend maken we een fietstochtje aan de andere kant van de Mekong. De temperatuur is de afgelopen dagen gestaag aan het oplopen. Sinds The Top End van Australië hebben we het niet meer zo heet gehad. Tijdens de busrit van Vang Vieng naar Vientiane wordt het Ellen teveel. Ze heeft een hitteslag opgelopen die nog anderhalve dag nadreunt, met misselijkheid, diarree en vermoeidheid. Net als zij hersteld is, krijgt de hitte mij te pakken. Waar gaat het heen? Het is hier rond de 33 graden. In Saigon, waar we over een paar weekjes hopen te zijn, is het nu 38 graden.

Vanuit Vientiane laten we ons naar de Thaise grens brengen, waar we de nachttrein naar Bangkok nemen. De omweg via Thailand is nodig omdat je niet direct over land van Laos naar Cambodja kan, en omdat we malariapillen en vers geld nodig hebben. Het geeft ons tevens de gelegenheid om Bangkok te ontdekken, en aldaar ons papieren huwelijksjubileum te vieren.

Dat was Laos, wat vonden wij ervan? Uit het verslag is misschien op te maken dat we niet heel erg onder de indruk waren. We vonden het landschap nogal dor en bruin; waarschijnlijk een gevolg van de enorme droogte waar grote delen van ZO- Azië op dit moment mee kampen. En natuurlijk is twee weken veel te kort, zeker als je daarvan al een paar dagen ziek, zwak en misselijk bent. Om wat minder toeristen te zien moet je waarschijnlijk diep het achterland in gaan, en dat vergt in een land als dit heel veel reistijd.

Stijn