Brazilië

Chocolademousse

Verslag 45: 7 – 10 januari 2007

brazilie_map

We zijn beland rond het drielandenpunt van Paraguay, Brazilië en Argentinië. Er gebeuren hier spannende dingen op het gebied van water. Op de grens tussen Paraguay en Brazilië, in de Rio Parana, ligt ’s werelds grootste waterkrachtcentrale, en op de grens tussen Brazilië en Argentinië, in de Rio Iguazu, liggen de grootste watervallen ter wereld. Ik moet straks wel even uitleggen wat ik bedoel met de grootste, want er zijn heel wat de grootste watervallen ter wereld, net zoals er op Kreta meerdere grotten zijn waar Zeus geboren is, en net zoals er door Ecuador diverse evenaren lopen. Zie onder. Het drielandenpunt is ook een driestedenpunt: vlak bij elkaar liggen Ciudad del Este (Par), Foz do Iguaçu (Bra) en Puerto Iguazu (Arg). De bijdrage van Paraguay hebben we bewust genegeerd, en we zijn snel overgestoken naar “Foz”. Daar blijven we een paar dagen voor onze eerste kennismaking met Brazilië. Als we zijn uitgekeken in Foz zullen we de rivier oversteken naar Puerto Iguazu, voor onze laatste etappe in Argentinië.

“Foz” is een goede binnenkomer voor Brazilië. Het is een ruime stad, en de sfeer is oké. Tot ons genoegen kunnen we ons redelijk verstaanbaar maken door Spaans te praten met een Braziliaanse oogopslag. Daar hadden we niet op durven hopen. Je voelt je weliswaar een Duitser in Scheveningen, maar alles is beter dan een compleet isolement. In Foz eten we voor het eerst tijdens onze reis in een Tenedor Libre restaurant. Tenedor Libre – “Vrije Vork” – staat voor onbeperkt inladen tegen een vaste prijs. Tot nu toe hadden we dit soort restaurants vermeden; ze deden ons teveel denken aan Van der Valk vreetschuren. Maar dit keer moeten we wel omdat verder alles gesloten is. Elke dertig seconden staat er een ober aan onze tafel met een degen vol vlees: stukken biefstuk, varkenshaas, rollade, kippenharten, stierenballen…en dan heb ik het alleen nog maar over de identificeerbare lichaamsdelen. Zelfs als je er niets van eet, is het een stuk avontuurlijker dan appelmoes met een kers.

De Iguaçu watervallen zijn op maandagochtend “gesloten”, dus gaan we eerst naar de Itaipu waterkrachtcentrale. De stuwdam is een gemeenschappelijk project van Brazilië en Paraguay; beide landen zijn voor vijftig procent eigenaar. Vijf procent van de geproduceerde stroom wordt door Paraguay geconsumeerd, wat ongeveer 80 procent is van hun nationale verbruik. De andere 95 procent is goed voor maar liefst een kwart van Brazilië. Hierdoor is Paraguay ’s werelds grootste exporteur van waterkracht. Door de centrale stroomt tien keer zoveel water als door de Iguazu watervallen. Volgens eigen opgave levert Itaipu meer stroom dan de toekomstige Drieklovendam in China, maar ik heb ook andere cijfers gezien. In elk geval is Itaipu door de  American Society of Civil Engineers uitgeroepen tot een van de Zeven Moderne Wereldwonderen, naast onder andere de Kanaaltunnel, het Panamakanaal en – tromgeroffel, trompetgeschal – de Deltawerken.

Itaipu biedt bezoekers een gratis rondleiding, maar als je betaalt krijg je een uitgebreider programma met een kijkje in de ingewanden. De toonzetting varieert van mild trots tot zwaar propagandistisch. Er wordt ons verteld dat voor de aanleg van het stuwmeer een stuk of dertig dorpen zijn geruimd, maar dat de compensatieregeling zo ruim was opgezet dat slechts enkele  bewoners een rechtszaak hebben aangespannen. En om de ecologische schade te beperken is een parallel vismigratiekanaal gebouwd zodat vissen stroomopwaarts kunnen blijven zwemmen. In een bombastisch filmpje wordt gesuggereerd dat de dam geholpen heeft in de strijd tegen seksueel geweld. Hoe precies is ons niet duidelijk geworden, en over de terugkeer van malaria ten gevolge van het stuwmeer wordt helemaal gezwegen. Maar goed – de centrale ziet er spectaculair uit en onze gids doet zijn uiterste best om alle vragen over de techniek te beantwoorden. Het kan veel slechter.

Na Itaipu bezoeken we het Parque dos Aves, tegenover de Braziliaanse toegang tot de watervallen. Dit vogelpark valt niet zo op tussen al het watergeweld, maar het is een bezoek waard, ook als je van nature niet met een baard en een verrekijker rondloopt. Als bezoeker sta je regelmatig in de volières. Je loopt daardoor het risico dat er vijf kilogram exotisch pluimvee op jouw  hoofd of schouder landt (of erger, schijt). Volgens de parkleiding moet je dan vooral niet in paniek raken. De vogels kunnen hierdoor namelijk agressief worden. We hebben bij de ingang eerst even gekeken of er veel toeristen uit het park komen met een grote bloederige holte op een van de plekken waar normaal ogen zitten. Het viel mee dus we durfden wel naar binnen. “Exotisch  pluimvee” bedoel ik trouwens vanuit ons perspectief. Een van de weinige vogelsoorten die door het Parque dos Aves onder het kopje exotisch is ingedeeld, is nou juist onze eigen huis-, tuin- en keukenduif. Zo relatief is dat begrip dus. Naast vogels hebben ze in dit park wat reptielen. Bij de uitgang mogen we een boa constrictor vasthouden. Het is nog maar een kindje van acht maanden,  maar volgens zijn baas kan hij al heel aardig wurgen. Snel een foto maken en weer teruggeven, dus.

En dan gaan we naar de watervallen. De eerste Europeaan die ze zag was de Spaanse ontdekkingsveroveraar Alvar Nuñez Cabeza de Vaca, oftewel dhr. A.N. Koeiekop. Je kan Iguazu van twee kanten bekijken. Vanaf de Braziliaanse kant heb je een mooi overzicht terwijl aan de Argentijnse kant vooral de close-ups worden geprezen. Het meest indrukwekkende punt van de Iguazu watervallen is wel de Garganta del Diablo, de Keel van de Duivel. Normaal gesproken zie je  dit soort waterstromen alleen maar in nachtmerries over badkamerlekkages. In de echte wereld komt dit niet voor. Dacht je.

Hoe groot zijn de watervallen nou? Om een eerste indruk te geven wordt Eleanor Roosevelt er meestal bijgesleept; “poor Niagara” was haar reactie bij het zien van Iguazu. In objectieve termen schijnen deze watervallen de breedste ter wereld te zijn. Ik weet niet hoe je dat meet (tellen bijvoorbeeld de droge stukjes tussen de deelwatervallen mee?) en ik weet sowieso niet wat  de definitie is van een waterval (is elke rivier niet één lange waterval?). Wat ik wel weet is dat er nog andere maten zijn om je waterval mee aan te prijzen. De hoogste ter wereld zijn de Angel watervallen in Venezuela – bijna 1 kilometer hoog. Qua volume winnen de Inga watervallen in Congo met 42 duizend kubieke meter per seconde, als schijnt het dubieus te zijn of dit wel een waterval is. Ik heb nog een meetlat om watervallen langs te leggen: het vermogen, dus de hoeveelheid zwaarte-energie die per seconde over de balk wordt gesmeten. Het gaat me niet om de verspilling; het is meer dat het vermogen van de waterval een indicatie geeft van het geweld waarmee het water naar beneden dondert. Voor de Iguazu-watervallen komen we met 1746 kuub per seconde en 82 meter hoogte uit op 1,4 Gigawatt. Ter vergelijking: de Niagara watervallen in VS/Canada en de Victoria watervallen in Zimbabwe/Zambia blijven steken op 1,2 Gigawatt. Wie tijd over heeft mag de wereldranglijst voor meest vermogende watervallen samenstellen. De ruwe data staan op www.world-waterfalls.com – en denk eraan: “The waterfalls on this list…may change without notice at any given time.” Tenslotte, wie bij het woord energie alleen maar aan chocolademousse denkt, of wie in het algemeen alleen maar aan chocolademousse denkt, vindt het misschien interessant om te weten dat het vermogen van Iguazu overeenkomt met de voedingswaarde van 155 kilogram chocolademousse per seconde. Een tussenresultaat van deze berekening is dat boven de 800 kilometer hoogte chocolademousse meer gravitatie-energie bevat dan voedingswaarde.  Doe er je voordeel mee.

Verslag 48: 26 januari – 2 februari 2007

Kaalgeschoren kapitaal

In Porto Alegre gaan we naar een filmhuis, en we lachen er om dezelfde dingen als het lokale publiek. Verfrissend; dat komen we in bioscopen in Azië en Latijns-Amerika niet zo vaak tegen. Meestal vragen we ons af of onze buren in de bioscoop naar een andere film kijken dan wij. ’s Morgens op straat maken we kennis met het echte Brazilië. We zien een jonge vrouw met een rokje dat zo kort is, en een slipje dat zo afwezig is, dat we rechtstreeks in haar kaalgeschoren kapitaal kijken. Wij wisten al dat Brazilianen lichamelijker zijn ingesteld dan hun Spaanstalige buren – maar die kennis beklijft toch minder goed als je het in een reisgids leest tussen de hoofdstukjes over eetgewoontes en reisdocumenten, dan wanneer je zo met je neus in de boter  wordt geduwd.

Van Porto Alegre nemen we de bus naar Canela. Canela ligt in een heuvelachtig gebied dat erg Duits aandoet. We maken plannen om een wandeling te maken, maar om redenen die ik niet meer kan achterhalen blijft het daarbij. Misschien zitten we met ons hoofd al op een ander continent. We reizen verder naar Florianopolis. In de bus raak ik aan de praat met een student die bezig is om zichzelf Duits te  leren. In ruil voor mijn belangstelling (hulp durf ik het niet te noemen) legt hij mij uit hoe je “Rio de Janeiro” hoort uit te spreken. Het gaat ongeveer zo: Chri-oedzjesjane-iroe, waarbij je erop moet letten dat de eerste “r” ergens uit de diepte van je de keel komt, terwijl de tweede “r” juist van het puntje van je tong moet rollen. Spaans wordt meestal uitgesproken zoals het er  staat; van Portugees/Braziliaans kan je dat bepaald niet zeggen.

’s Avonds in Florianopolis botsen we op een openbare repetitie van een carnavalsvereniging. Onder een partytent staat een grote drumband te swingen, met een paar getalenteerde zangeressen erbij. Dat de zangeressen talent hebben is uiteraard te horen, maar het is ook te zien: een van de drie is namelijk moddervet. Je redt het hier niet met alleen maar een X-factor. Rond de muzikanten zwermen allemaal belangrijk lijkende mannen en vrouwen met blocnotes in hun hand. Carnaval is een ernstige zaak. Ondanks dat spatten de vibes ervan af, tot kippenvellens toe.

Als we ’s avonds nog even de mail checken, krijgen we het slechte nieuws te horen dat mijn oudste zus ernstig ziek is. In versneld tempo bussen naar Rio, via Sao Paulo en Parati. We rijden langs een van de mooiste kustroutes ter wereld, maar we hebben er geen oog meer voor. In Rio kunnen we na wat gedram in het vliegtuig stappen. En zo zijn we begin februari thuis – ruim een week eerder, en veel droeviger dan gepland.

José is op 26 maart 2007 overleden.